Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BANKHEM, Nicolaas van

betekenis & definitie

Het aanstellen van Magistraatspersoonen, of liever het verkiezen van dezelven, uit eene gezondene Nominatie, een der regten, die tot de Stadhouderlijke waardigheid behooren, heeft, in verscheidene Hollandsche Steden, ten tijde van WILLEM DEN III, hooggaande twisten veroorzaakt, en wel inzonderheid met Dordrecht en Amsteldam. Leiden bleef, in het Jaar 1685, hier van insgelijks niet bevrijd.

Op het Art. AMSTELDAM is reeds aangetoond, wat, ter dier Stede, daaromtrent is voorgevallen. Dordrecht zal desaangaande nieuwe stoffe verschaffen: waarom wij ’er ons thans niet breed over zullen uitlaten, en alleenlijk zeggen, wat ’er, ten opzichte van VAN BANKHEM en CUNEUS, te Leiden, voorviel. Volgens gewoonte, was aldaar, in het gemelde Jaar, in de maand Julij, een Nominatie van zestien persoonen gemaakt, waar uit zijne Hoogheid agt tot Schepenen moest verkiezen. De Vroedschap, aldaar uit veertig persoonen bestaande, had niet kunnen goedvinden, op de Nominatie te brengen, persoonen, die de dertien Raaden ’er gaarne op gesteld hadden; om gemelde persoonen te ontwijken, waren NICOLAAS VAN BANKHEM en PETRUS CUNEUS genomineerd. Hierdoor werden twee misslagen begaan: want de eerste had het getal van agt-en-twintig Jaaren nog niet bereikt; en de tweede was in de Indiën geboren, van een Vader, die, vóór en na des Zoons geboorte, te Leiden gewoond had, en wel een Burger der Academie, maar niet der Stad was. De misnoegden, onder de veertigen, gaven den Prinse kennis van de onbevoegdheid deezer twee Persoonen, om als Schepenen te kunnen dienen.

De Prins adresseerde zig daar over, bij Missive, aan Burgemeesteren, die hem berichtten, dat aan VAN BANKHEMS ouderdom eenige maanden ontbraken; doch dat als men de gevallen gunstig wilde behandelen, ’er bewijzen genoeg voor handen waren, waarin men een begonnen voor een voltrokken jaar had aangenomen; dat CUNEUS wel buitens ’s lands geboren was, doch, zo men hem eenige dagen tijds vergunde, hij aannam te bewijzen, dat hem zulks niet onbevoegd maakte, om het Ampt van Schepen te Leiden te bekleeden: waarom Burgemeesteren verzochten, dat zijne Hoogheid de gewoone verkiezing uit de overgezondene Nominatie geliefde te doen.

Hier aan, echter, begeerde de Prins niet te beantwoorden, maar koos vier persoonen uit de Nominatie, en vier buiten dezelve. De Vroedschap stond daar over verbaasd, en meende, dat zulks niet kon geschieden, of alle de zestien, die op de Nominatie gesteld waren, moesten onbevoegde Persoonen zijn; of de Prins moest ook magt hebben, om buiten de Nominatie te gaan; doch van het een en ander verklaarden zij ten eenemaale onkundig te zijn. Te vreemder klonk dit gantsch Leiden in de ooren, om dat de Prins schreef, dat hij de verkiezing uit de Nominatie gedaan had, gemaakt in de Vroedschap der stad Leiden, en ’er vier onder waren, die zij ’er niet opgesteld had.

Deeze zwaarigheid klaarde naderhand op, toen de dertien Leden uit de Vroedschap, die van het meerder getal verschilden, openlijk beleeden, dat zij hunne Nominatie den Prinse ter hand gesteld hadden, alzo zij die van het meerder getal voor onwettig hielden, om dat VAN BANKHFM en CUNEUS ’er op stonden; en op de zogenaamde Nominatie van de Leden van het mindergetal stonden allen, die verkoozen waren. De Prins had die Nominatie, zeer voorzichtig, genoemd, eene Nominatie, gemaakt in en niet door de Vroedschap. De Vroedschap, van haaren kant, oordeelde dat men dit geen Nominatie noemen kon; en zij merkte tevens aan, dat de dertien Leden voor zig zelven gestemd hadden, alzo ’er onder hen, van de dertien, zeven tot Schepens verkozen waren. Beide partijen vervoegden zig bij de Staaten van Holland, met zodanige vertoogen, waarin elk zijne zaak op ’t voordeeligste voorstelde. Inmiddels weigerde de Schout de nieuwe Schepenen den Eed afteneemen.

Eer nog dit geschil vereffend was, naderde de tijd van het verkiezen van Burgemeesteren, dat vier maanden na het aanstellen van Schepenen geschiedde moest, door den Schout, benevens die van den Gerechte en de Veertigen. De Prins had gaarne gezien, dat hier mede eenige dagen getoefd was geworden, doch zulks streed met stads voorregten. Men ging dan over tot de verkiezing; en daar over ontstonden wederom nieuwe klagten. De gemagtigden, ter beslissing van het geschil aangesteld, bemiddelden hetzelve zodanig, dat de Prins meer zijnen zin kreeg, dan de meerderheid der Regeering; op deeze wijze naamlijk: van de vier verkoozenen zouden twee in dit, en twee in het volgende jaar dienen; en de Schepens, door den Prins verkoozen, zouden in dien post bevestigd worden. Het eenigste, dat de Leidenaars hier bij naar hunnen zin kregen, was, dat de Schout, die, om dat hij geweigerd had de Schepens te beëedigen, voor eenigen tijd in zijn Ampt geschorst was, weder in het zelve hersteld zou worden.

Men zie het IV en Vde Deel van de Memorien van d’Avaux, en bij het doorbladeren van dezelve, zal men nog veele andere wetenswaardige zaaken van dien tijd aantreffen, welke men elders te vergeefs zal zoeken.

< >