een man, dien men, aan zijnen naam, voor een Pool, of ten minsten van Poolsche afkomst zou moeten houden. In ’t jaar 1636, diende hij de West-Indische Maatschappij, onder Graaf JOHAN MAURITS van Nassau, in deszelfs tochten naar de West-Indien, en bekleedde den rang van Kolonel.
Volgens de verhaalen van DE LAAT en COMMELIN, was men het te onderbrengen der Braziliaanen allermeest aan zijn beleid en dapperheid verschuldigd, als mede de nederlaagen, in het jaar 1635 en 1636, aan de Indiaanen en Portugeezen toegebragt. In ’t jaar 1637, werd hij in staat gesteld, een Regiment van 1600 man opterichten; waar mede hij eerlang naar Brazil trok. Doch daar gekomen zijnde, geraakte hij in verschil met den Gouverneur, Graaf JAN, die hem van zijn Ampt ontsloeg; waarop hij in Holland te rug kwam.Zie AITZEMA, II. Deel, bl. 538 en 539.
