wordt, ten Noorden, gescheiden van het Land van Arkel, door de Rivier de Merwe. Ten Noordwesten heeft het de Maas, die hier tusschen de Landen van Altena en de Bommelerwaard heen stroomt, bevattende omtrent 7700 Morgens Land. Veel verschil is ’er onder de Schrijvers, over den naamsoorsprong.
Men vindt ’er, die het, volgens de oude benaming, Haltna, Haltena of Holtena, willen afleiden van de Houtrijkheid, welke, in vroeger tijd, alhier plaats had. Andere leiden den naam af van het Kasteel Al-te-na, waar van, in het volgende Art. zal gemeld worden; het laatste zouden wij het liefst aanneemen. In den jaare 1672, als de Franschen Bommel en de Bommelerwaard in hunne magt hadden, en Woudrichem en Gorichem opeischten, werd, om hun af te keeren, het Land van Altena gedeeltelijk onder Water gezet, en voor eenigen tijd daar onder gehouden. Deeze ramp werd spoedig hersteld, dewijl het Land zo geleegen is, dat het eerder hoog dan laag mag genoemd worden, en zodanig gesteld, dat de Polders, bij overstroominge, zonder behulp van Watermolens, weder droog loopen.Hoe groot dit voordeel ook zijn moge, was het hier, nogtans, bij het einde van het Jaar 1740, deerlijk gesteld. Door harde stormwinden en zwaare plasregen en, waren de Lek, de Maas en Merwe boven gewoonte gezwollen; dit veroorzaakte zo eene sterke persing van Water tegen de Dijken, dat veele daar voor bezweeken; de doorbraak van den Maasdijk, bij Heddikhuizen, veranderde ’t Land van Altena in eene bijna openbaare Zee, waar door zwaare schade aan Huizen, Beesten, enz. veroorzaakt werd: in het barste saisoen des Jaars, was de Altenaasche Heuvel de eenigste bergplaats voor Vee en Goederen. Het maken van hulpgaten, om het Water elders te ontlasten , was van veel nut in die bekommering, terwijl het digtmaaken van ’t gat bij Heddikhuizen, door gebrek aan materialen, veel tegenspoed had, en niet kon worden aangevangen, voor het midden van Februarij in het volgende Jaar. Na dat men, in Maart, dit gat gestopt had, kwam ’er, in April, eene nieuwe ramp bij, dewijl het gat bij Werkendam , op den 29 dier Maand, weder inbrak. Ter verligting van de Noodlijdenden, bewilligde het Kollegie van Gecommitteerde Rnaden in een onderstand van 20000 Guldens, en nog naderhand 31000 Guldens, tot herstel der Dijken.
De Regeering van ’t Land of de Landen van Altena, heeft, ten aanzien van het Hooge of Crimineele Rechtsgebied, veel gemeenschap met die van Woudrichem; ten aanzien van het middelbaare, heeft ieder Rechtbank, in de Ambachten, zijnen bijzonderen Schout, Scheepenen en Secretaris. Het bestier der Dijken en Sluizen staat aan Dijkgraven en Hoog-Heemraaden.
Het Land van Altena bevat, buiten de Stad Woudrichem, de volgende Ambachts-Heerlijkheid, met derzelver Dorpen en gehuchten; Sleeswijk, Almkerk, Emminkhoven met Waardhuizen, Uitwijk, Op en Neder Andel, Giesen en Rijswijk, ’t Slot Loevenstein en de Hil.
Zie BOXHORN, Toneel der Steden, GOUDHOEVEN, Kronijk; KEMP , Beschrijving van Gorinchem.