De kleine, nijvere diertjes, die wij, nadat koning Salomo het voorbeeld had gegeven, zoo graag den luiaard tot voorbeeld stellen, zijn in ander opzicht een zeer afschrikwekkend exempel. De mier toch is zeer snoeplustig, nestelt zich in kamer en kast om suikerpot of honingvaas te belegeren, om van jam en limonade te proeven.
Gelukkig staan ons een aantal eenvoudige middeltjes ten dienste, die wij kunnen aanwenden om den zoetekauw kwijt te raken.
Het bekende weekblad „Onze Tuinen” gaf den volgenden raad:
„Men werkt een paar eetlepels stroop goed dooreen met een cent gist, zet dit papje op de plaats, van waar men meent, dat de mieren komen en zal ervaren, dat binnen acht dagen geen mier meer te vinden is. Ze zijn voorgoed verdwenen.”
Een bewoonster van het fraaie Apeldoorn schreef:
„Ik heb veel last van mieren, niet alleen overal in den tuin, maar ook veel in huis, in kasten, op aanrecht, op melkbekers, etenspannen etc. en kreeg van een apotheker den raad voor 10 ct. „naphtaline schubben” te koopen. Die strooide ik op stukjes papier, legde die een paar avonden in een kast, strooide overal langs de drempels, van buiten ook wat, op aanrecht, buiten langs ’t kelderraam en langs stoepjes waar ze in kwamen, en ten slotte op de plaatsen in den tuin, waar ik nesten ontdekte, en waar ’t krioelde. Na een dag zijn ze alle verdwenen, en 't mooiste is, dat men ze niet meer ziet.”
En uit Kampen kwam de volgende raad:
„Wij hebben indertijd een mierenplaag bestreden met fijngestampte naphtalineballetjes. De beesten drongen op alle mogelijke plaatsen de kamers binnen (van buiten af), onder de plinten enzoovoorts door. Waar we het poeder strooiden, hield het hen tegen, maar dan zochten ze weer een ander plekje. Ten slotte hebben we onder de plinten langs, en er boven ook, de buitenmuren geheel voorzien van het witte goedje en toen vertoonde zich geen enkele mier meer. Den volgenden zomer begon de invasie weer; hetzelfde middel werkte opnieuw. Daarna hebben ze blijkbaar elders een goed heenkomen gezocht.”