Hiervan bestaan er wel zo’n 1000 soorten die hoofdzakelijk uit Afrika en N.- en Z.-Amerika komen. Deze vissen verdedigen fel een eigen territorium.
Sommige zijn agressief en ongeschikt om samen met andere vissoorten te houden. De kleinere soorten kunnen wel in een gemeenschapsbak. Cichliden zijn voornamelijk carnivoor en hebben levend voer nodig. De meeste soorten stellen geen speciale eisen aan het water.Wel worden soms planten ontworteld en dan is een bodem van rivierzand en stenen aan te bevelen.
Sommige cichliden leggen de eitjes op de stenen of in groeven in het zand. Eitjes en broed worden door de ouders verzorgd. Ook zijn er muilbroeders bij. Bij dwergcichliden komen nog mooiere kleuren voor dan bij de grotere soorten. Ook zij hebben een interessant paringsgedrag en vertonen ook broedverzorging.
1 Braziliaanse maanvis (Pterophyllum scalare). Z.-Amerika; 14 cm; zilverkleur en zwart; verschillende kweekvormen; 24 graden; goedbeplante bak; rustig en geen bodemwoeler.
2 Vuurkeelcichlide(Cichlasoma meeki). Midden-Amerika; 7,6 cm blauwgrijs met oranje-rode buik; watertemperatuur: 22 graden.
3 Ramirezi dwergcichlide (Apistogramma ramirezi). Z.-Amerika; 7 cm; geel, roodachtig en blauw; zacht water; pH 6,8; 24 graden; rustig.
4 Julidochromis ornatus. Afrika; 7 cm; crèmekleurig en zwartachtig hard water; pH 8; 24 graden.
5 Melanochromis auratus. Afrika; 12 cm; middelhard water; pH8; agressieve muilbroeder.
6 Discusvis (Symphysodon spec.). Z-Amerika; bruin- of blauwachtig, gevlekt; zeer zacht water; pH 6,5; 28 graden; alleen houden.
7 Blauwe acara (Aequidens pulcher). Zuid- en Midden-Amerika; 17 cm; violet tot purperrood; 25 graden.
8 Pauwoogbaars of Pauwoogcichlide
(Astronotus ocellatus). Z.-Amerika; 33 cm; chocolabruin en roodachtig; 23 graden; geen planten; samen met vuurkeelcichliden.