Werkwoord: slecht over iets te spreken zijn, ergens niet op gebrand zijn, ergens niet mede gediend zijn, van iets niet gediend zijn, ergens niet groen op zijn, ergens niet happig naar zijn, van iets niet willen weten, ergens vierkant tegen zijn, aan dat oor doof zijn, de doverik maken (spelen), katoen in zijn oren hebben, bij iem. niet hoeven aan te komen met, iets wel uit zijn hersenen zullen laten, iets voor geen prijs willen, iets om de dood niet willen, verzaken, afzien van, afwijzend (ongunstig) beschikken op, iets van zich afschudden als een poedel, van een plan terugkomen, een plan laten varen, desisteren, tegenstemmen, verwerpen, afstemmen, afkiezen (Zn.), het verlammen iets te doen, het vertikken, het verdijen, al bonden ze mij voor een kanon, daar komen de Joden niet in, ik had liever dat het vloog, dat kan me gestolen worden, zo gek krijgen ze mij niet, zo zijn we niet getrouwd.
Naamwoord: verwerping, verzaking, afstemming, desistement, doverik.
Spreekwoord: er zijn geen erger doven dan die niet horen willen; daar baat geen verstand, als de boter aan het brood niet kleven wil; het is tevergeefs gegluurd als de vis in het aas niet bijten wil; ’t is verloren kauw zeggen, als de vogel niet wil gapen; wat baten kaars en bril, als de uil niet zien en wil; met onwillige honden is het kwaad hazen vangen; met onwillige paarden is het kwaad rijden; ’t is vergeefs gefluit als het paard niet p... wil; het is kwaad de ezel ter bruiloft te noden, als hij hout of water moet dragen; men kan een ezel niet doen drinken, of hij moet dorst hebben; onwillige bruiden is kwaad dansen te leren; die niet wil, die niet zal.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Verwerpen
betekenis & definitie