Werkwoord: niet verwachten, teleurgesteld zijn, sneu kijken, beteuterd kijken, een streep door iets halen, daar kunt ge de schrap wel doorhalen, iem. doorhalen, iets achter iem. niet zoeken, in zijn verwachtingen bedrogen worden (uitkomen), er naast grijpen, een jas hebben, wanhopen.
verwonderd zijn, verschieten, verbaasd staan, verplet staan, perplex staan, ergens
niet over uit kunnen, zich ergens over verbijsteren, zich de ogen uitwrijven, staan zien (Zn.), ergens niets in zien, iem. met grote ogen aanzien (aankijken), een raar (vreemd) gezicht zetten, je had dat gezicht eens moeten zien, ergens van te kijken staan, gek kijken (opzien, opkijken), gek staan (zitten), kijken, ergens gek (raar, verwonderd, vreemd) van opkijken, vreemd opzien, grote ogen opzetten, zich de ogen uit het hoofd kijken, gapen, kijken als een snoek op zolder, ergens vreemd (raar) van ophoren, zijn oren niet geloven (niet vertrouwen, wantrouwen), de handen ineenslaan, een gat in de lucht slaan, uit de koets (lucht) vallen (Zn.), uit de wolken vallen.
een en al verbazing zijn, stom van verbazing zijn, met stomheid geslagen zijn, van de ene verbazing in de andere vallen, niet weten of men waakt of droomt, om(ver)vallen van verbazing, als van de hand Gods geslagen zijn, van ’t Lam Gods geslagen zijn (Zn.), als door de bliksem getroffen zijn, als van de donder geslagen (getroffen) zijn, verstommen, bedonderd kijken, bek-af zijn (Zn.), als aangeworteld staan, het niet op kunnen, er niet over uit kunnen, zijn ogen niet kunnen geloven, zich de ogen uitzien, zijn ogen uitkijken, met open mond staan kijken, te kijken staan alsof men het te Keulen hoorde donderen, een gezicht zetten of men het te Keulen hoorde donderen, verwonderd staan gelijk Sint-Pieter op een kruisstraat (Zn.).
het verwondert mij, het wondert mij, het geeft mij wonder, nu gaat mijn lampje uit, nu breekt mij de klomp, nu breekt mijn pijp, het is of mij een emmer (koud) water over de rug gegoten wordt, het was me alsof ik een klap in het gezicht kreeg, hij stond als van de hamer geslagen, het was of ik het water zag branden, het was of de straatstenen tegen zijn hoofd sprongen, dat is hem niet in de wieg voorgezongen.
Adjectief: verwonderd, verbaasd, sneu, paf, verpaft (Zn.), versteld, perplex, als van de hand Gods geslagen, stomverwonderd, stomverbaasd.
onverwacht, onvoorzien, ongedacht, ongedroomd, ongehoopt, onverhoopt, toevallig, onverhoeds, plotselijk, klakkeloos, verraderlijk.
Naamwoord: verwondering, wonder, verbazing, aha-ervaring, stupefactie, verbaasdheid, surprise, perplexiteit, sensatie, sensatiezucht.
Bijwoord: plotseling(s), plots, eensklaps, ineens, opeens, onvoorziens, onverwachts, op het onverwachts, buiten (boven) verwachting, toevalligerwijze, bij toeval, kilkoud, plompverloren, botverloren, à l’improviste, zo maar pardoes.
Onrechtstreekse wending: ah, ha, he, komaan, geducht, wel geducht, asjemenou, go, jee, goeie God, wel God allemachtig, God in de hemel (in de Haag), God hemelse deugd (Zn.), Gods lieve tijd, heremijntijd, God beware me, gossimijne, gottegot, gottekes, lieve Heer, lieve hemel, lieve deugd, lieve tijd, lieve genade, heb je van mijn leven, al zijn leven, heden nog toe, wel heden mijn tijd, nog toe, machtig nog toe, wel wel, wel (ei) zo, zo zo, wel nu nog mooier, mens toch, hoe is ’t mogelijk, verrek.
Causatief: beantwoorden aan verwachtingen, verwachtingen eer aandoen, verrassen, komen als een donderslag (een bliksemstraal) uit een heldere hemel, overvallen, rauw op het lijf vallen, uit de hemel komen vallen, buiten de gis gaan, uit de gis vallen, op de aangang komen, komen als een dief in de nacht, opkomen als een zeker iets (als kakken), werken als een koude douche, iem. betrappen op iets, iem. op heterdaad betrappen, attraperen, trapperen, teleurstellen, beschamen, ontgoochelen, iem. een jas geven, desillusioneren, verwachtingen de bodem inslaan.
verwonderen, wonderen, bevreemden, verbazen, iem. voor het hoofd slaan, iem. als voor het voorhoofd slaan, veel opzien baren (wekken, maken), deining veroorzaken, gerucht maken, éclat maken, frapperen.
verwonderlijk, wonderlijk, wonderbaar, wonderbaarlijk, wonderdadig, wonder, verbazend, opzienbarend, geruchtmakend, vreselijk, surprenant, frappant, prodigieus, eclatant, foudroyant, spectaculair (spektakulair), sensationeel, fenomenaal, paradox (paradoks), paradoxaal (..doksaal), miraculeus (..kuleus), mirabile visu, mirabile dictu.
verrassing, surprise, teleurstelling, ontgoocheling, deceptie, desillusie, consternatie (kon...), een emmer koud water, een donderslag.
wonderlijkheid, wonderland, mirakel, een mirakel op een kruiwagen, een gek gezicht, een komisch effect (effekt), paradox (paradoks), meteoor.
Spreekwoord: de mens wikt, God beschikt; de mensen maken de almanak en God het weer; daar men ’t minst verwacht, springt de haas uit de gracht.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Verrast zijn
betekenis & definitie