Werkwoord: redeneren, raisonneren, redekavelen, diepzinnig redeneren, door wol en linnen heen redeneren, doorredeneren, peroreren, doorhollen, in den blinde voortredeneren, filosoferen, t(h)eoretiseren (..zeren), syllogiseren (..zeren), zich vastredeneren, oreren, zwammen, abstraheren, terzijde stellen, wegdenken, aftrekken, individualiseren (..zeren), isoleren, combineren (kom...), een standpunt innemen, van een beginsel uitgaan, vooropzetten, veronderstellen, onderstellen, nemen dat... (Zn.), aannemen dat, subsumeren, ergens toe overhellen, afleiden uit, deduceren, distilleren uit, reduceren, induceren, infereren, generaliseren (..zeren), concluderen (konkluderen), oordelen, het blaadje eens omkeren, met hem is (valt) niet te spreken.
Adjectief: inductief (induktief), inductorisch, deductief (deduktief), discursief, principieel, syllogistisch, conclusief (konklusief), abstract (abstrakt), afgescheiden, afgetrokken, afzonderlijk, in abstracto, in origine, gedrongen, gedifferentieerd.
Naamwoord: geredeneer, redenering, redeneertrant, redeneerwijze, redenatie, redekaveling, raisonnement, ratiocinatie, abstractisme (..aktisme), abstractie (..aktie), individualisering (..zering), isolering, combinatie (kom...), associatie van ideeën, afleiding, deductie (deduktie), inductie (induktie), generalisatie (..zatie), gevolgtrekking, conclusie (konklusie), combinatievermogen (kom...), apriorisme.
standpunt, veronderstelling, uitgangspunt, gegevenheid, positum, premissen, gegevens, data, beginsel, hoofdbeginsel, grondbeginsel, grondtoon, grondregel, grondstelling, principe, axioma, maxime, sluitrede, syllogisme, premissen ener sluitrede, term ener sluitrede, stelling ener sluitrede, major, majorterm, meerderterm, minor, minorterm, minderterm, conclusio, sluitterm.
redeneerkunst, begripsleer, logica (..ka), dialectiek, redeneerwijze, redeneertrant, abstractheid (..strakt...).
dialecticus, een beredeneerde kerel (Zn.).
Onrechtstreekse wending: verondersteld dat, ondersteld dat, gesteld dat, aangenomen dat, (niet) in aanmerking genomen dat, afgedacht van, posito, afgezien van, nu, bijgevolg, gevolglijk, dus, ergo, zodus (Zn.).
Gepubliceerd op 20-03-2024
Redeneren
betekenis & definitie