Adjectief: onschadelijk, schadeloos, innocent.
Werkwoord: ergens niets van weten, hij kan mij niets maken, dat staat geen boer in ’t venster, er is daar geen draad aan gebroken, daar kan geen brand van komen, daar steekt toch niets in, de tanden zijn hem uitgebroken.
Bijwoord: buiten bezwaar van.
Causatief: iem. onschadelijk maken, iem. burgemeester van een afgebrand dorp maken.
Spreekwoord: die geen koeien heeft, moet geen gras huren; baat het niet, het schaadt ook niet; van vasten zult ge niet barsten (Zn.).
Gepubliceerd op 20-03-2024
Onschadelijk
betekenis & definitie