Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Niet zijn

betekenis & definitie

Adjectief: onwezenlijk, inessentieel, schijnbaar, ogenschijnlijk, denkbeeldig, ingebeeld, hersenschimmig, wezenloos, imaginair, illusoir, fictief (fik...), ideëel, aangelapt, aangeleerd, fantastisch, papieren, vals, zo vals als schuim op ’t water, irreëel, niet-bestaand, quasi- (kwasi-).

Werkwoord: schijnen, een schijn aannemen van, uitzien, het is alsof, lijken, tonen (Zn.), bleek... zien, er uitzien alsof, oud... aandoen, er de (alle) schijn van hebben, doorgaan voor, gaan voor, passeren voor, paraisseren, wat (heel wat) gelijken, tot het rijk der mogelijkheden behoren, vreemd... luiden, iem. vreemd... aankomen, het is iem. aan te zien dat, men zou het iem. niet aanzeggen dat, het kijkt hem de ogen uit, zoals hij daar gaat en staat, ’t zijn mooie bonen: zij rollen als erwten.

zich houden voor, zich denken, zich voordoen als (op zijn best), zich goed... laten aanzien, zich het aanzien (air) geven van, veruiterlijken, doen alsof, de schijn wekken (redden, bewaren), maar zo doen, gebaren, de vrome... uithangen, de beledigde... spelen, zich houden alsof, de houding (het air) aannemen van, zich een houding geven, een zeker air over zich hebben, iets voor de leus (de vorm) doen, veinzen, onder valse vlag varen.

Naamwoord: het niet, niet-zijn, non-ens, schijngoed, schijnwerkelijkheid, schijn, aanschijn, aanzicht, aanzien, voorkomen, uitwendigheid, uiterlijk, uitzien, gedaante, houding, naam, oog, schors, uithangbord, vernis, buitenkant, formalisme, iem. met een Spaans... type, vorm.

Bijwoord: niet, niets, niet meer, niet eens, op verre na niet, in de verste verte niet, op geen voeten en vademen na, niet zozeer als... maar wel, verre van, verre van mij te...

in schijn, naar het zich laat aanzien, onder de schijn alsof, op het (eerste) oog, zo op het oog te zien, op zijn uitzicht af, van buiten, in naam, voor de vorm, pro forma, formaliter, onder de gedaante van, onder de mantel van

Spreekwoord: schijn bedriegt; men moet niet aanzien wat voor ogen is; wilt gij niet bedrogen zijn, strijkt geen vonnis naar de schijn; zijn en schijn is twee; bloemen zijn geen vruchten; schuim is geen bier; woorden zijn geen oorden; kwikzilver is zo zwaar als goud; men ziet hem wel op de kop, maar niet in de krop; al ziet men de lui, men kent ze niet.

de kleren maken de man niet; men kent de man niet aan zijn kleren; men kent de boom aan zijn schors, maar de man niet aan zijn vel; al is uw kleed heel mooi en fijn, het doet geen haar u beter zijn; de kap maakt de monnik niet; men kent de monnik niet aan zijn pij; de witte rok maakt de molenaar niet; de pluimen maken de vogel niet; men kent de vogel niet aan zijn pluimen (veren); men ziet aan de veren wel, dat een kerkuil geen duif is; een mooie kooi maakt de vogel niet vet; men kan de wijn niet naar het fust beoordelen; het is aan het wambuis niet te zien, wie een brandmerk draagt; men moet geen boek naar de titel beoordelen; de paarden trekken wijzen en gekken.

uithangborden kunnen bedriegen; schoon voordoen is half verkocht, maar ’t heeft er veel in druk gebrocht; vergulde opschriften, stinkende waren; voor een slecht laken stelt men dikwijls een schoon monster; het beste brood legt men voor ’t venster; de pot heeft dikwijls wat anders in dan ’t opschrift meldt; een vuile bruid heeft veel parerens aan; het is de schoonste bruid niet, die meest opgesmukt is; een schee van goud, een mes van lood; alle bomen, die schone blaren hebben, dragen daarom geen goede vruchten; de schoonste bomen geven de schoonste vruchten niet; schone appels zijn ook wel zuur; de schoonste zijn vaak de zwakste bloemen; gemaaide bloemen ruiken niet; een zwarte hen legt witte eieren; een gouden toom maakt nog geen beter paard; een gouden zadel maakt geen ezel tot paard; al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding; hoe schoner aap, hoe lelijker jongen.

’t is niet al goud (geld) dat blinkt; goud en koper zijn beide rood; ’t is niet overal kermis waar ’t vaantje uitsteekt; het is niet al blij, wat zingt; al wie zingen zijn niet vrolijk; de vogel zingt zowel van armoede als van weelde; somtijds bedekt de luister een hart vol smart en duister; de schoonste rok, het fijnste kleed, is soms gevoerd met harteleed; niet al die dansen zijn verblijd: men lacht wel als het harte schreit.

vuur aan wal, altijd geen baken; ’t en is geen meel, al dat er wit is; ’t is niet overal zomer, waar de zon schijnt; het zijn niet al vrienden, die op u lachen; wijs bij de lui, mal om het hoekje; gekroonde hoofden lijden ook wel pijn; er zijn meer Joden die Piet heten; het zijn niet allen monniken, die zwarte kappen dragen; het zijn niet allen apostelen, die wandelstokken dragen; het zijn al geen dokters, die rode mutsen dragen; ’t zijn niet allen koks, die lange messen dragen; het zijn al geen landsknechten, die lange spietsen dragen; het zijn al geen ridders, die kruisen dragen ; ’t zijn al geen wijzen, die uit het Oosten komen; ze zijn niet allen heilig, die heilig schijnen; ze zijn niet allen heilig, die gaarne (veel) ter kerke gaan; het zijn niet allen de beste christenen, die het eerst in de kerk zijn; het zijn al geen heiligen, die grote paternosters dragen; het zijn al geen jagers, die de hoorn blazen; ’t zijn allemaal geen dieven, daar de honden tegen blaffen; ’t zijn al geen koeien, die blaar heten; het zijn niet al buffels, die buffelsleer dragen; spinnekoppen zijn geen struisvogels, al hebben ze lange poten; niet alle vogels zijn valken; die in een stal geboren is, is daarom nog geen paard; zij slapen niet allen, die de ogen geloken houden; zij slapen niet allen, die snorken; als men de haan hoort kraaien, moet men niet altijd denken dat het dag is; alle zotten dragen geen zotskap; zotten blijven zotten, al drinken zij uit gouden potten; alle kopers zijn geen kenners.

< >