Adjectief: gekleurd, lichtgekleurd, colorado, kleurig, kleurrijk, eenkleurig, eenvervig, monochroom, tweekleurig, driekleurig, tricolor, zevenkleurig, veelkleurig, geschakeerd, bontgekleurd, bont, kakelbont, zo bont als een ekster, multicolor, polychroom, polychromatisch, kleurgevend, kleurgevoelig, kleurhoudend, kleurecht, kleurvast, luchtecht, licht, lichtgevoelig, teder, bescheiden, mals, vet, warm, koud, hard, levendig, sprekend, helder, fel, hel, sterk, schel, gril, schril, schreeuwend, rammelend, vloekend, donker, somber, foncé, valig, bij (het zwarte...) af, dood, doodskleurig, gewaterd, gebiesd, gebloemd, gemarmerd, aderig, geaderd, dooraderd, aderrijk, getijgerd, bontgestreept, gespikkeld, spikkelig, geplekt, gevlekt, gevlakt, gevlamd, gewolkt, neutraal, primair, secundair, permanent, changeant, verkleurd, miskleurig.
Werkwoord: zich kleuren, kleur hebben, bijtrekken, bijkleuren, van kleur veranderen, verkleuren, verschieten, inschieten, tanen, verbleken, aanroden, aangroenen, blauwen, bruinen, gelen, geluwen (Zn.), vergelen, grauwen, grijzen, vergrijzen, nadonkeren, verbranden, bijeenkomen, weerschijnen, afsteken, hellen naar, kleur afgeven op, aanbloeden.
Naamwoord: kleur, een zachte kleur, een schreeuwende kleur, tint, chroma, chromium, effen kleuren, diepe kleur, aanloopkleur, aflopende kleuren, dekkleur, lievelingskleur, hoofdkleur, grondkleur, tussenkleur, middelkleur, middenkleur, contrastkleur (kon...), licht en bruin, clairobscur, middeltint, modekleur, fantasiekleur (fantazie...), aardkleur, doodskleur, lijkkleur, herfstkleur, herfsttint, najaarstinten, de dioptrische kleuren, de epoptische kleuren, monochromie, enkelvoudige kleur, monochromatische -, samengestelde -, polychromatische -, polychromie, aanvullingskleur, complementaire (kom...) kleur, zonnespectrum (..spektrum), kleurenband, kleurenbeeld, spectrum, doorlopend spectrum, lijnenspectrum, opslorpingsspectrum, regenboog, iris.
kleurengloed, kleurschakering, kleurenspel, kleurenfeest, kleurenpracht, kleurenharmonie, kleurenmuziek, kleurencontrast (..kontrast), kleurverandering, kleurwisseling, lichtechtheid, dekkracht, koloriet (coloriet), bont, toon, tint, halftint, teint, nuancering, nuance, hoofdtoon.
deklaag, beschermingskleur, vlek, tittel, stip, stippel, spikkel, verfspikkel, sprenkel, stippellijn, ader, water.
kleurenleer, chromatiek, epoptica (..ka), galvanochromie, chromatroop.
Causatief: kleuren, schilderen, beschilderen, opschilderen, bijschilderen, bijplekken, overschilderen, tinten, temperen, schakeren, nuanceren, accentueren, kleuren aanzetten, enlumineren, afpuinen, afbranden, afblakeren, afbijten, verven, opverven, inverven, bijverven, iets een kwastje geven, oververven, afverven, opkleuren, overkleuren, bijkleuren, fixeren, kwispelen, aanstrijken, grondverven, in de grondverf zetten, gronden, afgronden, plamuren, iets bruin (zwart...) laten aanlopen, witten, bewitten, afwitten, aanwitten, bijwitten, opwitten, overwitten, zwartverven, zwarten, aanzwarten, zwartselen, overzwarten, blauwverven, blauwen, gelen, geluwen (Zn.), saffranen, vergulden, gulden, bruineren, bruinen, bronzen, notehouten, vermiljoenen, groenen, aangroenen, roodmaken, roodselen, aanroden, meniën, purperen, ambreren, marmeren, marmelen, afmarmeren, stucmarmeren, jaspéren, bespikkelen, spikkelen, pointilleren, sprenkelen, stippen, stippelen, tijgeren, tikkelen (Zn.), sprikkelen, opaderen, vlammen, doorvlammen, dassen, eiwitten, lijmen, olijven, doorwateren, houten, teakhouten, vernissen, een vernisje geven, oliën, lakken, belakken, verlakken, aflakken, satineren, porseleinen, chromeren, iriseren (..zeren), polychromeren, emailleren, moffelen, brandverven, brandschilderen, glas branden, verf laten besterven, iets overdoen, kleuren ophalen, afgeven, afverven, verf aanmaken, - aanlengen, kleuren aanmengen.
geverf, schilderwerk, aangevlamd schilderwerk, aanzet, applicatie, klopwerk, spikkelwerk, olieverfschilderij, emailschilderen, emaikleuren, marmerschilderen.
verver, kleinverver, schilder, huisschilder, binnenhuisschilder, kunstschilder 880, grofschilder, witter, beeldschilder, kerkschilder, rijtuigschilder, porseleinschilder, emailleur, brandschilder, glasschilder, glasbrander, polychromeur.
kleurmiddel, stopmiddel, kleurstof, teerkleurstof, kleursel, verfwaren, verfpoeder, verfaarde, verfhout, verf, aardverf, eiwitverf, mineraalverf, metaalverf, droge verven, matverf, morsverf, sapverf, waterverf, olieverf, glasverf, asbestverf, diamantverf, grondverf, loodverf, doodsverf, dekverf, gouache, witsel, loodwit, dekwit, parelwit, blanc fixe, Spaans-wit, struis, zinkwit, musiefzilver, zwartsel, zwart, acetyleenzwart, hoomzwart, ivoorzwart, beenzwart, lampezwart, geelsel, saffraan, koningsgeel, aperment, massicot, orleaan, bronsverf, bruineersel, bruin, menie, verguldsel, dorure, musiefgoud, verguldselboekje, verguldselstaafje, goudverf, groen, sapgroen, Spaans groen, blauwsel, Berlijns (Pruisisch) blauw, lakmoes, opaalblauw, koningsblauw, bergblauw, roodsel, karmozijn, karmijn, Berlijns rood, brasiline (braziline), dodekop, garancine, purper, goudpurper, goudkalk, fuchsine, aniline, taan, brandverf, brandkleur, email, vernis, dekvemis, ambervemis, goudvemis, terpentijnvernis, lakvernis, laksel, lak, acajoulak, verlak, verlaksel, Florentijnslak, spuitlak, goudlak, porseleinlak, lakverf, glansverf, lijmverf, galvanodure.
verfwinkel, taanderij, taanhuis, taanketel, verfbad, verfkuip, verfmolen, roertrog, roerbak, blauwkuip, kalkklopper, kloet, houw, schuimplankje, schuurhoutje, kam, afbijtmiddel, afbrandlamp, verfpot, verfketel, borstel, verfborstel, kwast, verfkwast, smeerkwast, aanlegkwastje, dasborstel, daskwast, das, dassenhaar, klopkwast, langkwast, lettertrekker, lijmtrekker, slagborstel, slechtkwast, sleper, rolborstel, spalter, spikkelborstel, sprikborstel, verguldpenseel, verguldkwast, verniskwast, witborstel, witkwast, witter, wortelkwast, spuitpistool, revolverspuit.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Kleur
betekenis & definitie