Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Kleermaker

betekenis & definitie

Werkwoord: de maat nemen, iem. een kledingstuk aanmeten, passen, inspelden, afspeten, knippen, snijden, tarnen, tornen, aftarren (Zn.), aftornen, uittarnen, uittornen, een kleed uitleggen, een kleed innaaien, een zoom inleggen, een stof inhalen, rimpelen, beleggen, stofferen, met kant bezetten, garneren, garnieren (Zn.), galonneren, smokken, boorden, doubleren, krelen, festonneren, zomen, afzomen, vermaken, pompen, verstellen, verlappen, aflappen, oplappen, uitmonsteren, keren, voeren, afvoeren, watteren, capitonneren, velouteren, passend maken, afkrijten, knungelen, de kleermaker heeft grote ogen aan zijn schaar (Zn.).

Adjectief: gewatteerd, getailleerd, heet van de naald.

Naamwoord: snijdersambacht, passementwerk, torn, oplapping, pomping, kleerkoop, verstelgoed, verstelwerk, lap, stuk, voering, voer, voerkatoen, voerlaken, voerlinnen, afsnijdsel, besseldraad, fournituren.

maatwerk, gemaakte kleren, confectiekleding konfektie...), koopkleren, confectie, snede, snit, coupe, taille, zoom, inleg, inlaag, inslag, zak, aanzetsel.

kleermaker, snijder, tailleur, tailleuse, taillewerkster, tailor, marchand-tailleur, ridder van de schaar, manskleermaker, dameskleermaker, grootwerker, zwartwerker, vestenmaker, broekenmaker, hemdennaaister, korsettenmaakster, pompier, coupeur, coupeuse, passementmaker, -ster, passementwerker, agrementwerker, snijdersknecht, snijdersjongen, snijdersgezel, kleermakersknecht, kleermakersjongen, klerenversteller, snijder, kleerkoper, lappendief, pasjuffrouw, probeerjuffer, pasdame.

kleermarkt, kleermakerswinkel, kleerwinkel, klerenwinkel, snijderswinkel, passementwinkel, paskamer, kleermakerstafel, snijderstafel, schavot, kleedbuste, paspop, pop, mandemie, mannequin, klerenstandaard, pasvorm, pasmodel, pers, persijzer, plisseermachine, merklat, kleermakersschaar, pluismesje, knopentrekker.

Spreekwoord: al wat door ’t oog van de schaar (de naald) kan, is voor de kleermaker.

< >