Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Kleurloosheid

betekenis & definitie

Adjectief: kleurloos, ongekleurd, ongeschilderd, ongeverfd, verveloos, ontkleurd, verschoten, vaal, tanig, getaand, wankleurig, mat, mattig, bleek, bleekachtig, doof, flets, achromatisch.

Werkwoord: kleur verliezen, ontkleuren, verkleuren, verschieten, oplichten, uitbijten,

bleken, verbleken, verfletsen, afgeven, afschieten (Zn.), afgaan (Zn.).

Naamwoord: kleurloosheid, vaalheid, matheid, bleekheid.

Causatief: ontkleuren.

< >