Adjectief: kleurloos, ongekleurd, ongeschilderd, ongeverfd, verveloos, ontkleurd, verschoten, vaal, tanig, getaand, wankleurig, mat, mattig, bleek, bleekachtig, doof, flets, achromatisch.
Werkwoord: kleur verliezen, ontkleuren, verkleuren, verschieten, oplichten, uitbijten,
bleken, verbleken, verfletsen, afgeven, afschieten (Zn.), afgaan (Zn.).
Naamwoord: kleurloosheid, vaalheid, matheid, bleekheid.
Causatief: ontkleuren.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Kleurloosheid
betekenis & definitie