Adjectief: tegenovergesteld, tegengesteld, omgekeerd, verkeerd, averechts, contrair, invert, strijdig met, tegendraads, onbestaanbaar met.
Werkwoord: strijden met, in strijd zijn met, werken als een boemerang, aanlopen tegen, aanhorten tegen, tegen elk. inlopen, (diametraal) staan tegenover, elkaars antipoden zijn, indruisen tegen, aandruisen tegen, op zijn kop staan, hij is omgekeerd als een zak.
Naamwoord: verkeerdheid, strijd, tegenspraak, tegendeel, het tegengestelde, het tegenovergestelde, een grove tegenstelling, het omgekeerde, het contrarie, het achterste voren, tegenbeeld, tegenpool, antitype, wederzijde, de extrêmes.
Bijwoord: in de kering, achterop, andersom, ondersteboven.
Onrechtstreekse wending: in de plaats van, terwijl, daarentegen, ertegen, ertegenover, tegen, anti, contra, versus.
Gepubliceerd op 20-03-2024
Het tegenovergestelde
betekenis & definitie