Het tegenovergestelde
Adjectief: tegenovergesteld, tegengesteld, omgekeerd, verkeerd, averechts, contrair, invert, strijdig met, tegendraads, onbestaanbaar met. Werkwoord: strijden met, in strijd zijn met, werken als een boemerang, aanlopen tegen, aanhorten tegen, tegen elk. inlopen, (diametraal) staan tegenover, elkaars antipoden zijn, indruisen...