Gebeurtenis

betekenis & definitie

Werkwoord: gebeuren, geschieden, voorvallen, gevallen, vallen, voorkomen, overkomen, komen, aan de hand zijn, plaats hebben (grijpen, vinden), (behoorlijk, vreemd...) toegaan, sporadisch voorkomen, voortgaan, omgaan, dat gaat zo, zich toedragen, wedervaren, treffen, bejegenen, arriveren, passeren, terechtkomen, geworden, verzeilen, zich afspelen, zich vertonen, uitbreken, uitbarsten, losbarsten, zich herhalen, heersen, te doen zijn, daar is wat in de molen, het zal er spannen, daar is iets in de pen (Zn.), zijn loop moeten hebben (nemen), tussen neus en lippen moeten gebeuren, dat komt wel, het ga hoe het ga, dat komt vanzelf, dat komt gelijk de luizen (Zn.), nog zien aankomen dat, het is weer zo laat.

niet geschieden, niet doorgaan, uitblijven, achterwege blijven, missen, geen voortgang hebben, niet op ’t programma staan, dat gaat mijn deur voorbij, daar komt geen spaan van terecht, (toch) doorgaan.

Adjectief: avontuurlijk, gebeurlijk, gaande, gebeurtenisarm, gebeurtenisrijk, gebeurtenisvol, veelbewogen, gemouvementeerd, ongebeurd.

Naamwoord: gebeurtenis, geschiedenis, voorval, geval, toeval, randverschijnsel, het voorgevallene, het wedervaren, avontuur, toedracht, gevarenis (Zn.), gang, train, loop, zaak, ding (Zn.), actualiteit (ak...), feit, fait, factum, hoofdfeit, fait accompli, voldongen feit, facta, feitenmateriaal, data, antecendent, ondervinding, peri-

petie, incident, intermezzo, junctuur (unktuur), conjuncturen (konjunkturen), schouwspel, tafereel, spektakel, toneel, scène, straattoneel, treurtoneel, treur-

spel, drama, familiedrama, tragedie, traverse, tribulatie, wereldgebeurtenis, lichtpunt, evenement, moment, epoque, avontuur, lotgevallen, fata, robinsonade, donquichotterie, donquichottisme, wondergebeurtenis, reuzefilm.

Spreekwoord: men spreekt zolang van Pasen totdat het komt; men roept zolang haring, totdat

men ze heeft; men roept zolang mosselen, totdat zij aan de kant komen; er gebeurt in de wereld meer dan in zeven dorpen; de wereld is een schouwtoneel, elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel; zo lopen de gootjes als het regent; er is een bagijn te geselen (Zn.); grote gebeurtenissen werpen hun schaduw vooruit.