Naamwoord: gebeente, beenstelsel, beendergestel, been, knook, bonk, bot, schonk, graat, beenweefsel, kraakbeenweefsel, beenzelfstandigheid, vaste -, sponsachtige -, kraakbeen, knorbeen, knor, schelp, vezelkraakbeen, mergbeen, mergpijp, naadbeen, lange beenderen, pijpbeenderen, beenpijp, platte beenderen, brede -, dikke -, korte -, open -, beenfragment, beensplinter, beenplaatje, kam, doorn, beenuitsteeksel, beenweer, beenvorming, beenwording.
geraamte, skelet, rif, karkas.
beenvlies, kraakbeenvlies, mergvlies, periost, beenstof, beenaarde, beencellen, beenlichaampje, beenholte, merg, beenmerg, mergkanaal, vaatkanaal.
beenverbinding, kraakbeenverbinding, onbeweeglijke verbinding, naad, inplanting, inkieling, samenvoeging, beweeglijke verbinding, gewrichtsvereniging, gewricht, geleding, lid, gelid, onvolkomen gewricht, scharniergewricht, hoekgewricht, draaigewricht. rolgewricht, volkomen gewricht, vrij gewricht, bolgewricht, kogelgewricht, komgewricht, zadelgewricht, schijngewricht, nieuw gewricht, kunstmatig gewricht.
gewrichtsholte, gewrichtspan, gewrichtsoppervlak, gewrichtsvlakte, gewrichtsknobbel, gewrichtshoofd, gewrichtseinde, epifyse, gewrichtsband, lichaamsband, kroonband, ligament, beursband, band, kapselband, gewrichtskapsel, synoviaalviies, gewrichtsbeurs, slijmbeurs, gewrichtssmeer, gewrichtsvocht, gewrichtsmuis, gewrichtslichaampje.
grofbotter.
Adjectief: benig, beenvormig, beenvormend,
Gepubliceerd op 20-03-2024
Gebeente
betekenis & definitie