Het juiste woord

Dr. L. Brouwers (1928)

Gepubliceerd op 20-03-2024

Gebeente

betekenis & definitie

Naamwoord: gebeente, beenstelsel, beendergestel, been, knook, bonk, bot, schonk, graat, beenweefsel, kraakbeenweefsel, beenzelfstandigheid, vaste -, sponsachtige -, kraakbeen, knorbeen, knor, schelp, vezelkraakbeen, mergbeen, mergpijp, naadbeen, lange beenderen, pijpbeenderen, beenpijp, platte beenderen, brede -, dikke -, korte -, open -, beenfragment, beensplinter, beenplaatje, kam, doorn, beenuitsteeksel, beenweer, beenvorming, beenwording.

geraamte, skelet, rif, karkas.

beenvlies, kraakbeenvlies, mergvlies, periost, beenstof, beenaarde, beencellen, beenlichaampje, beenholte, merg, beenmerg, mergkanaal, vaatkanaal.

beenverbinding, kraakbeenverbinding, onbeweeglijke verbinding, naad, inplanting, inkieling, samenvoeging, beweeglijke verbinding, gewrichtsvereniging, gewricht, geleding, lid, gelid, onvolkomen gewricht, scharniergewricht, hoekgewricht, draaigewricht. rolgewricht, volkomen gewricht, vrij gewricht, bolgewricht, kogelgewricht, komgewricht, zadelgewricht, schijngewricht, nieuw gewricht, kunstmatig gewricht.

gewrichtsholte, gewrichtspan, gewrichtsoppervlak, gewrichtsvlakte, gewrichtsknobbel, gewrichtshoofd, gewrichtseinde, epifyse, gewrichtsband, lichaamsband, kroonband, ligament, beursband, band, kapselband, gewrichtskapsel, synoviaalviies, gewrichtsbeurs, slijmbeurs, gewrichtssmeer, gewrichtsvocht, gewrichtsmuis, gewrichtslichaampje.

grofbotter.

Adjectief: benig, beenvormig, beenvormend,

< >