Franse term voor groepstaal↗ ( jargon, slang), meer specifiek de substandaardtaal, die lexicaal en grammaticaal afwijkt van het strikt beregelde Standaardfrans.
Oorspronkelijk was argot de dieventaal, de geheimtaal in het milieu van misdadigers. De middeleeuwse dichter F. Villon gebruikte die voor zijn ‘Ballades en jargon’. Net als bij het Bargoens↗, de dieventaal, raakten termen uit het argot algemener bekend, bv. ‘fric’ (geld), ‘blase’ (neus). Modern argot wordt niet alleen gebruikt door de lagere klasse, maar ook gecultiveerd door scholieren en studenten. Pas sinds Céline en Queneau is deze volkstaal ook in de literatuur doorgedrongen, waar ze na eeuwenlange dictatuur van de Académie française bevrijdend werkt. Een typisch procedé is het verlan↗ (omkering van lettergrepen, bv. féca voor café).