Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Tribūni militum consulari potestate.

betekenis & definitie

Tribūni militum consulari potestate. - Toen in 449 de eene lex Canulēia (z. a.) doorging, werd het andere wetsvoorstel, dat n.l. één der consuls uit de plebs zou mogen gekozen worden, terzijde geschoven door bij wijze van proefneming het consulaat te schorsen. Daar het krijgstribunaat zoowel voor plebejers als voor patriciërs toegankelijk was, besloot men zulke tribunen te kiezen, die dan met consulaire macht zouden worden bekleed.

Voor het jaar 444 werden er nu 3 gekozen, allen patriciërs, die evenwel, als zijnde vitio creati, hun ambt moesten nederleggen. Toen liet de senaat weder consuls kiezen, evenals de volgende vijf jaren.

Dit geheele verhaal is verzonnen; vast staat alleen, dat in 438 de eerste 3 consulairtribunen in de Fasti consulares (z. a.) voorkomen. De vele oorlogen en de uitbreiding van den staat maakten waarschijnlijk nu en dan een vergrooting van het aantal ambtenaren noodig.

Van 437 tot 435 vindt men consuls, van 434 tot 432 tribunen en zoo gaat het afwisselend voort, totdat er van 391 tot 367 (het jaar der lex Licinia Sextia de consulatu, z. a.) geen consuls meer gekozen werden. Van 426 af vindt men 4 consulairtribunen, van 405 af 6, in 381–379 telkens 8, dan weder 6 en een enkele maal 5.

Vóór 400 werd geen enkele plebejer gekozen, en uit enkel plebejers hebben de consulairtribunen nooit bestaan. Met de aanneming der licinischsextische wet verviel de reden van hun bestaan.

De consulairtribunen hadden den werkkring der consuls, doch voor het houden van den census werd in 445 een afzonderlijk ambt, de censuur, ingesteld.

< >