Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Theodōrus

betekenis & definitie

Theodōrus - Θεόδωρος, 1) van Samus, zoon, leerling en medewerker van Rhoecus (z. a.), tevens beroemd goud- en zilversmid, hij maakte o. a. den ring van Polycrates.—2) van Byzantium, rhetor en sophist, tijdgenoot van Socrates.—3) van Cyrēne, beroemd wiskundige, leermeester van Plato.—4) ὁ ἄθεος, cyrenaisch wijsgeer, die wegens ongeloof uit Athene verbannen, naar Alexandrië bij Ptolemaeus I ging.—5) van Gadara, een rhetor, wiens lessen Tiberius gedurende zijn verblijf op Rhodus hoorde. Zijne leerlingen noemden zich naar hem Θεοδώρειοι.

< >