Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Iulii,

betekenis & definitie

Iulii, - een oud patricisch geslacht, dat onder Tullus Hostilius van Alba Longa naar Rome verhuisde en waarvan twee familiën naam verworven hebben, eerst de Iuli en later de Caesares. Zij leidden, althans in lateren tijd, hun oorsprong af van Aenēas’ zoon Ascanius of Iulus. 1) C. Iulius Iulus, consul in 489.—2) C.

Iulius Iulus, consul in 447, legde met veel takt de geschillen bij tusschen de beide standen.—3) Onder de krijgstribunen met consulaire macht komen nog eenige Iulii Iuli voor; in 352 is een C. Iulius Iulus dictator, in 473 komt een consul voor met den ongewonen voornaam Vopiscus, wiens kleinzoon in 393 censor was. Verder komen een enkele maal de familienamen Libo en Mento voor.—4) L.

Iulius Caesar, consul in 90 bij het uitbreken van den bondgenootenoorlog, bezorgde door zijn lex de civitate het rom. burgerrecht aan de trouw gebleven socii in Italia. In den oorlog was hij niet gelukkig, zie Egnatii no. 2. In 89 was hij censor.

In 87 werd hij als aristocraat door de mariaansche partij omgebracht.—5) C.

Iulius Caesar Strabo Vopiscus, broeder van no. 4, wordt als redenaar en dichter geprezen. Hij heeft o.a. tragedies geschreven, maar niets van zijn werken is bewaard gebleven.

Ook hij kwam in 87 om, daar een vriend zijn schuilplaats verried.—6) L. Iulius Caesar, consul in 64, stemde in 63 voor den dood van P. Cornelius Lentulis Sura, zijn zwager, omdat deze tot de samenzwering van Catilīna behoorde.

In 52 diende hij onder C. Iulius Caesar in Gallia.

Na diens dood behoorde hij tot de hevige tegenstanders van zijn neef M.

Antonius, die hem daarop vogelvrij verklaarde, doch later ongemoeid liet, op voorbede van Iulia (no. 7).—7) Iulia, zuster van no. 6 en moeder van M. Antonius, den drieman.—8) L. Iulius Caesar, zoon van no. 6, behoorde tot de aanhangers van Pompeius, en streed ook nog in Africa tegen Caesar, die hem echter, toen hij na Cato’s dood Utica aan Caesar had overgegeven, genade schonk.

Kort hierna overleed hij.—9) C. Iulius Caesar, grootvader van no. 11. Hij stierf plotseling, terwijl hij bezig was zich te kleeden.—10) C.

Iulius Caesar, zoon van no. 9 en vader van no. 11, stierf ook plotseling, in 85.—11) C.

Iulius Caesar, zoon van no. 10, geb. 13 Juli 100, de bekende veldheer en dictator, de grootste man zijner eeuw. Zijne moeder was eene Aurelia.

Zijne verwantschap met C. Marius, die met Iulia, Caesars tante, gehuwd was, en met Cinna, wiens dochter Cornelia hij zelf had gehuwd, maakten hem bij Sulla verdacht, vooral toen hij weigerde, zijne vrouw te verstooten (82). Caesar achtte het derhalve geraden, zich uit Rome te verwijderen en zich in het sabijnsche land eenigen tijd schuil te houden.

Toen Sulla’s toorn eenigszins bedaard was, stak Caesar naar Asia over, waar hij onder den praetor M. Minucius Thermus zijn eersten veldtocht medemaakte (80).

In 78 keerde Caesar naar Rome terug, op het bericht van Sulla’s dood.

In 77 klaagde hij den gewetenloozen Cn. Cornelius Dolabella (Cornelii no. 36) van afpersingen aan, en hoewel de rechters (weder uit den senaat gekozen) Dolabella vrijspraken, bereikte Caesar toch in zooverre zijn doel dat hij de opmerkzaamheid op zich vestigde en de hoop der volkspartij deed herleven. Doch de aristocratie was nog te machtig, en voorzichtigheidshalve verliet C. andermaal Rome en ging naar Rhodus, waar hij de lessen van den rhetor Molo in de welsprekendheid bijwoonde.

Na zijn terugkeer wendde hij alle krachten aan, om de gunst van het volk deelachtig te worden door minzaamheid, dienstvaardigheid en mildheid. Nog als knaap was hij door toedoen van Marius reeds tot flamen Dialis gekozen, welke verkiezing Sulla echter in 82 ongeldig verklaarde; achtereenvolgens werd hij nu in 73 pontifex, in Iulii - Iulii Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid 398 68 quaestor, in 65 aedilis curulis, in 63 pontifex maximus, in 62 praetor urbanus. Men verdacht er Caesar, evenals Crassus van, deel te hebben gehad aan de Catilinarische samenzwering.

Als aediel had hij schitterende spelen gegeven en prachtige bouwwerken laten oprichten, maar ook de door Sulla omvergeworpen zegeteekenen van Marius en Cinna hersteld; als voorzitter van de quaestio de sicariis veroordeelde hij in 64 twee vroegere aanhangers van Sulla, die een aantal vogelvrijverklaarden hadden omgebracht.

In 61 was hij propraetor in Lusitania en Baetica, van waar hij met roem en rijken buit terugkeerde. In 60 sloot hij het geheim verbond, het zoogenaamde eerste driemanschap, met Pompeius en Crassus, en bekleedde in 59 het consulaat (zie Iuliae (leges)).

Om den band hechter te maken, gaf hij zijne dochter Iulia aan Pompeius tot vrouw. Door de lex Vatinia van den volkstribuun P. Vatinius werden aan Caesar Gallia Cisalpīna en Illyricum als provinciën toegewezen, waarbij de senaat nog Gallia Transalpīna voegde.

Tevens werden hem 4 legioenen toegewezen. Negen jaar bracht Caesar in Gallia door (58–49).

Wel was hem het stadhouderschap slechts voor 5 jaar opgedragen, maar de lex Trebonia van den volkstribuun C.

Trebonius in 55 had het met 5 jaar verlengd (het triumviraat was reeds in April 56 te Luca hernieuwd). In die negen jaar onderwierp hij geheel Gallia en Belgica en breidde in overeenstemming daarmede zijn leger uit. De commentarii de bello Gallico leeren ons, hoe meesterlijk hij van alle oneenigheden der Galliërs wist partij te trekken om zegevierend voorwaarts te dringen.

Iulia echter stierf in 54 en Crassus in 53, en hiermede was de band tusschen Caesar en Pompeius verbroken. Pompeius begon Caesars wassende macht bedenkelijk te achten en toen de senaat aan C. beval, zijn leger af te danken en zijn ambt neder te leggen, terwijl Pompeius weigerde hetzelfde te doen, trok C. den 10den Januari 49 de Rubico over, het begin van den burgeroorlog, en veroverde binnen 2 maanden geheel Italia, terwijl Pompeius en de zijnen naar het Oosten gingen. Daarop begaf C. zich naar Hispania, waar hij de onderbevelhebbers van Pompeius, C.

Afranius en M.

Petreius bij Ilerda versloeg; vervolgens, na eerst het consulaat aanvaard te hebben, ijlde hij in het begin van 48 naar Epīrus en Thessalia, leed wel bij Dyrrachium eene nederlaag, doch behaalde bij Pharsālus op het sterke, door Pompeius bijeengebrachte leger eene volkomene overwinning (6 Juni 48). Pompeius vluchtte naar Aegypte, doch werd vermoord nog voor hij te Alexandrië aan land stapte.

Caesar regelde nu in Aegypte de troonsopvolging ten gunste der schoone Cleopatra, en had toen nog een oorlog door te staan met haar broeder Ptolemaeus XII, die in den Nijl verdronk (bellum Alexandrinum, zie Cleopatra no. 10). Na vervolgens in Azië Pharnaces van Pontus en Deiotarus van Galatia voor hunne aanhankelijkheid aan Pompeius gestraft te hebben, kwam C. in 47 te Rome terug, doch stak weldra naar Africa over, waar hij de pompejaansche partij vernietigde (slag bij Thapsus 46) en het oostelijk gedeelte van Numidia, tot aan de Ampsaga, inlijfde. In 46 hield hij te Rome een vierdubbelen triomftocht over Gallia, Aegypte, Pontus en Africa.

In dit jaar valt ook de regeling van den rom. kalender met behulp van den sterrenkundige Sosigenes. Nog eenmaal moest hij te velde trekken tegen Pompeius’ zonen, die in Hispania een leger op de been hadden gebracht (slag bij Munda, 45).

Hij werd met eerbewijzen overladen, en onder verschillende titels bezat hij eene onbeperkte macht.

In 49 was hij dictator, in 48 was hij consul, in 46 dictator en consul tegelijk, in 45 was hij tot dictator voor zijn leven en consul voor tien jaar benoemd, met den titel van imperator; als praefectus morum bezat hij censorische macht; de keuze der overheden werd hem overgelaten; hij mocht zijne beeltenis op de munt laten slaan, enz. Doch bij de aristocratische partij bleef een geheime wrok bestaan, en deels uit persoonlijke eerzucht, deels uit ijdelen waan, dat met Caesars dood de oude republiek zou herleven en de aanzienlijke familiën weder in het bezit harer vroegere macht zouden komen, vereenigden zich een zestigtal samenzweerders en overvielen C. den 15den Maart 44 in den senaat, waar hij, door 23 dolksteken doorboord, voor het standbeeld van Pompeius nederviel. Zijne begrafenis gaf tot hevige tooneelen aanleiding, vooral toen zijne testamentaire beschikkingen ten gunste van het volk bekend werden.—Behalve de eerste 7 boeken de bello Gallico hebben wij van hem nog 3 boeken de bello civili.

Zijne redevoeringen en brieven, door de ouden bewonderd, zijn verloren gegaan, evenals zijne taalkundige werken. Als veldheer, staatsman, redenaar, kortom op welk gebied hij zich bewoog, overal muntte hij uit. Hij had een vriendelijk en openhartig karakter, een grenzenlooze eerzucht en ijzeren volharding.—12) Iulia, zuster van no. 11, gehuwd met M.

Attius Balbus.

Eene dochter uit dit huwelijk, Attia, huwde C. Octavius, en werd moeder van Augustus.—13) Iulia, dochter van no. 11 en van Cornelia (Cornelii no. 42), in 59 gehuwd met Pompeius, eene verstandige vrouw, die, zoolang zij leefde, eene breuk tusschen haar vader en haar man wist te voorkomen.

Het was eene eenigszins vreemde verhouding, dat haar Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid Iulii - Iulii 399 man zes jaar ouder dan haar vader was. Zij stierf in 54 bij eene bevalling.—14) C. Octavius, later C.

Iulius Caesar Octaviānus genoemd en in de geschiedenis onder den titel van Augustus bekend, was de zoon van C. Octavius (zie hierboven no. 12) en door zijn oudoom Caesar tot zoon aangenomen.

Hij was in 63 geboren en verloor reeds in 59 zijn vader, waarna zijne moeder Attia met L.

Marcius Philippus hertrouwde. Terwijl hij zich te Apollonia met zijne letterkundige studiën bezig hield, ontving hij het bericht van Caesars dood. Hij spoedde zich naar Italia, en was zoo voorzichtig, zich van Brundisium uit door een paar rom. legioenen, die hij daar aantrof, naar Rome te doen vergezellen.

Over de gebeurtenissen, die toen volgden, zie men Antonii no. 4 en 6, Pompeii no. 13.—Na den slag bij Actium in 31 en den daarop volgenden dood van Antonius en Cleopatra regelde Octavianus de zaken in het Oosten en keerde als alleenheerscher te Rome terug. Hier werd hij met eerbewijzen overladen; hij legde echter 13 Jan. 27 de onbeperkte macht, die hij sinds Nov. 43 als triumvir bezat (zie Tresviri no. 9), vrijwillig neder, en gaf aan senaat en volk de republikeinsche vrijheid terug. Drie dagen later verleende de senaat hem den titel Augustus, en gaf hem tevens het grootste deel der pas afgestane macht terug.

Van dezen dag dateert het Romeinsche keizerrijk of principaat.

Augustus wilde slechts de eerste der burgers, princeps civium zijn. Hij behield het consulaat, dat hij tot 23 geregeld bekleedde, verder de tribunicia potestas, die hem in 36 voor onbepaalden tijd, in 30 levenslang was verleend.

Hierdoor had de princeps de bevoegdheid van het tribunaat, was onschendbaar en kon alle rechten van het ambt uitoefenen zonder beperking van tijd of plaats. Verder verleende de senaat hem het imperium proconsulare over alle provincies, waar legers stonden, die hij door legati pro praetore liet besturen, en het oppertoezicht over de andere provinciën, die onder het beheer van den senaat bleven. Verder had hij het recht een lijfwacht te hebben, de cohortes praetoriae.

Hij deelde zijn macht met den senaat, die nu o. a. ook voor zijne leden hooggerechtshof werd. Voor Rome brak nu een tijd van rust en vrede aan, dubbel welkom na het eindelooze bloedvergieten der laatste 18 jaren.

Onder zijne voornaamste regeeringsdaden behooren de verdeeling van Italië in 11 en van Rome in 14 regiones, de oprichting van cohortes vigilum en cohortes praetoriae, de verdeeling der provinciën in keizerlijke en senatorische (zie hierboven), de aanstelling van een praefectus urbi en twee praefecti praetorio.

De oorlogen, die hij nu voerde, hadden geene nieuwe veroveringen ten doel, maar òf behoud van het bestaande òf meer volledige onderwerping der volken in het rom. gebied. Zoo brachten zijne stiefzoons Drusus en Tiberius de Alpenvolken ten onder tot aan den Donau, om de grenzen van het rijk te bevestigen; vervolgens trachtten zij de rom. heerschappij tussen Rijn en Elbe op vaste grondslagen te vestigen, welk plan later door de nederlaag van Varus in duigen viel; Agrippa onderwierp de Cantabriërs en Asturiërs in Hispania. Zelf trok Augustus in 20 naar het Oosten en ontving van den parthischen koning de op Crassus en Antonius veroverde veldteekenen terug.

Hij stierf te Nola in 14 na C. Zijne weduwe Livia hield zijn dood geheim, totdat Tiberius de noodige maatregelen had kunnen treffen, om zich in het bezit der heerschappij te stellen.—15) Voor de min of meer verwarde familiebetrekkingen van het huis van Augustus mogen de volgende opgaven dienen. Augustus is driemaal gehuwd geweest: 1) met Claudia, dochter van den beruchten P.

Clodius Pulcher, uit welk huwelijk geene kinderen waren;—2) met Scribonia, zuster van L.

Scribonius Libo, in 40, een huwelijk uit staatkunde gesloten, dat in 39 weder ontbonden werd, juist op den dag harer bevalling van eene dochter Iulia;—3) met Livia Drusilla, wier vader Livius Drusus in den slag bij Philippi was gesneuveld. Zij was gehuwd met Tib.

Claudius Nero en had twee zoons, in de geschiedenis bekend als Tiberius en Drusus. Augustus overreedde haar man, haar aan hem af te staan en nam toen Tiberius en Drusus als zoons aan. a) Augustus en Scribonia. Iulia, driemaal gehuwd, 1) met M.

Claudius Marcellus, jong gestorven (zie Claudii no. 37),—2) met M. Vipsanius Agrippa, gest. 12,—3) met den lateren keizer Tiberius.

Wegens haar ergerlijken levenswandel werd zij in 2 door haar vader naar het eiland Pandataria en later naar Rhegium verbannen, waar zij in 14 na C. stierf.

Kinderen uit Iulia’s tweede huwelijk. C. Caesar, † 4 na C., gehuwd met Drusus’ dochter Livilla.

L. Caesar, † 2 na C. Agrippa Postumus, 14 na C., na Augustus’ dood door Tiberius uit den weg geruimd.

Iulia, om haar zedeloos gedrag in 9 na C. verbannen, † 28 na C. Agrippīna, gehuwd met Germanicus.

< >