Iuliae (leges) - van C. Iulius Caesar.—1) lex de publicanis (door Caesar in het leven geroepen in zijn eerste consulaat, in 59), dat aan de belastingpachters in Asia het derde deel der
pachtsommen zou worden terugbetaald wegens de verliezen, die zij in den mithradatischen oorlog hadden geleden.—2) lex agraria, zoogenaamd lex Campāna, zie onder Agrariae (leges). Deze wet, evenals de vorige, van het jaar 59, werd door Caesar doorgedreven, niet zonder hevigen tegenstand van den senaat en van Caesars ambtgenoot M. Calpurnius Bibulus.—3) lex de repetundis (59), eene uitvoerige wet van meer dan 100 artikelen. O.a. beval zij, dat de verschuldigde gelden ook op hen zouden verhaald worden, die van den veroordeelde geld hadden ontvangen. Deze wet diende tot grondslag voor alle latere verordeningen op dit punt.—4) tot bekrachtiging der schikkingen, door Pompeius in Asia gemaakt (59).—5) lex de exsulibus, van het jaar 49 gedurende Caesars eerste dictatuur comitiorum habendorum causa.
Door deze wet werden zij, die in de laatste jaren van misdrijven waren aangeklaagd en volgens rom. gewoonte vóór de uitspraak van het vonnis in ballingschap waren gegaan, in hun vroegeren staat hersteld (restitutio in integrum). Het was dus eene amnestie, waarvan echter T. Annius Milo met name was uitgesloten. Het bestaan van deze wet wordt met recht betwist; wel werden eenige personen, vooral eenigen, die volgens de lex Pompeia de ambitu veroordeeld waren, teruggeroepen, maar een bepaalde wet de reditu damnatorum is niet aan te nemen. Wel heeft M.
Antonius na Caesar’s dood uit de acta Caesaris eene lex Julia de exulibus, die natuurlijk apocryph was, gepubliceerd.—6) lex de pecuniis mutuis s. de aere alieno. In den burgeroorlog hadden velen geleden en was het crediet geschokt. Hierom beval de wet de benoeming van arbitri, die de geleden verliezen zouden taxeeren, waarna dan in verhouding daarvan een gedeelte der schulden zou worden geroyeerd. Ook deze wet dagteekent van het jaar 49. Hiermede ging, om het oppotten van geld te voorkomen, een bepaling gepaard, waarbij o.a. verboden werd, meer dan 15000 denarii aan contant geld te bezitten.
Een aanvulling hiervan was de lex Julia de modo credendi et possidendi intra Italiam van 47, waarbij de kapitalisten verplicht werden een gedeelte van hun vermogen in grondbezit aan te leggen, en de schulden op het grondbezit drukkend, tot een bepaald bedrag beperkt werden.—7) lex de civitate Transpadanis danda, evenzeer van 49.—8) lex iudiciaria, tot opheffing der derde, uit tribuni aerarii bestaande decurie rechters (zie iudex). Deze wet is van het jaar 46, toen Caesar, na de pompejaansche partij overal verslagen te hebben, te Rome was teruggekeerd. Hij was in dit jaar ten derden male consul.—9) leges de vi et de maiestate, waardoor zij, die voor deze misdaden veroordeeld werden, niet slechts met aquae et ignis interdictio, maar bovendien met geheele of gedeeltelijke verbeurdverklaring van hun vermogen werden gestraft. Ook van 46.—10) lex de collegiis (46), tot opheffing der collegia, die niet van oudsher en wettig bestonden. Er hadden zich te Rome verschillende politieke clubs gevormd, die vooral bij verkiezingen ijverig in de weer waren.
Tegen deze vereenigingen was Caesars wet gericht. V. s. zijn deze bepalingen bij edict vastgesteld.—11) lex de sacerdotiis (46), waarbij enkele priestercollegiën uitgebreid werden en o. a. bekrachtigd werd, wat toch reeds gebeurde, dat ook afwezigen tot priesters konden gekozen worden.—12) lex sumptuaria (46), waarbij o.a. het gebruik van draagstoelen, edelgesteenten, enz., beperkt werd, en op de markt wachters aangesteld werden, om wat boven het verbod gekocht werd, in beslag te nemen, ja zelfs in sommige gevallen aan lictoren en soldaten werd gelast, in de huizen binnen te gaan en wat buiten de perken der wet was, van tafel weg te nemen.—13) lex de provinciis (46), dat geen stadhouder in een praetorische provincie langer dan één, in eene consulaire langer dan twee jaar zou blijven.—14) lex de liberis legationibus (46), onzeker van welken inhoud. Door Cicero’s lex Tullia was dit gezantschap-titulair tot den duur van één jaar beperkt. Caesar schijnt het weder te hebben uitgebreid. Deze wet is waarschijnlijk een onderdeel van de lex de provinciis.—15) lex municipalis (45), eene wet op het bestuur, de inrichting, het politiewezen, enz., der rom. municipiën.