Cotys - Κότυς, 1) koning van Thracië (383–359), om zijne wreedheid berucht, schoonvader van Iphicrates. Ofschoon hij atheensch burger was, was zijne politiek altijd den Atheners vijandig, en toen hij door sluipmoord uit den weg geruimd was, werden zijne moordenaars door de Atheners met het burgerrecht en gouden kransen begiftigd.—2) koning der Odrysen, ondersteunde Perseus van Macedonië tegen de Rom.—3) regeerde onder Augustus (12 n. C.-± 18 n.
C.) over de helft van Thracië, doch werd door zijn broeder Rhescuporis, die de andere helft beheerschte, gevangen genomen en gedood.—4) zoon van den vorigen, kreeg van Caligula Klein-Armenië, daar Thracië gedurende zijne minderjarigheid rom. provincie geworden was. Tusschen 37/38 en 46 n. C. was Thracië weer zelfstandig onder de drie broers Rhoemetalces, Cotys en Polemo.