Iphicrates - Ἰφικράτης, atheensch veldheer van geringe afkomst, werd op twintigjarigen leeftijd
(393) aanvoerder der huurtroepen in den corinthischen oorlog. Eene nederlaag, die hem door de Spartanen toegebracht werd, leerde hem inzien, hoe weinig bruikbaar deze troepen tegen een geregeld grieksch leger waren, en van dien tijd besteedde hij de grootste moeite om ze behoorlijk te organiseeren, aan krijgstucht te gewennen, geregeld te laten oefenen, enz.; ook gaf hij hun wapenen, die meer overeenkwamen met de bestemming van dit krijgsvolk, o. a. het kleine, ronde schild (πέλτη, vanwaar de naam peltasten). Algemeen was de verwondering in Griekenland, toen Iph. met deze peltasten eene spartaansche afdeeling (mora) hoplieten geheel vernietigde (390). Wegens zijn verzet tegen de aanmatiging der Argiven werd hij uit de Peloponnesus teruggeroepen, daarop ging hij naar Thracië, waar hij den oorlog tegen de Spartanen voortzette; de vrede van Antalcidas ontnam hem echter de voordeelen, die hij hier behaald had. In de volgende jaren ondernam hij verscheiden tochten naar Thracië, hij herstelde Seuthes in de regeering en beoorloogde Cotys, later sloot hij echter een verbond met dezen en trouwde hij met diens dochter.
Hij stond aan het hoofd van een grieksch huurleger, dat de Perzen zou helpen bij de herovering van Aegypte (374), maar ten gevolge van een twist met Pharnabāzus keerde hij onverrichter zake terug. Daarna werd hij met eene vloot naar Corcȳra gezonden, dat door de Spartanen belegerd werd, en ofschoon deze reeds teruggeslagen waren, toen hij aankwam, behaalde hij toch bij deze gelegenheid eenige voordeelen. Het bevel over deze vloot was oorspronkelijk aan
Timotheüs opgedragen, en de ergernis der voornamen over diens afzetting gaf zich lucht in eene aanklacht tegen Iph., waartegen deze zich echter met glans verdedigde. Als bevelhebber in den thebaanschen oorlog, in Thracië en Macedonië, richtte hij niet veel uit, en de voordeelen, die hij door zijne politiek behaalde, waren niet duurzaam. Ten slotte werd hem in den bondgenootenoorlog met Chares en Timotheüs het opperbevel gegeven (356), en toen hij op aanklacht van Chares (z. a.) beboet was, verliet hij Athene. Hij schijnt in 353 in Thracië gestorven te zijn.