Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Colonatus.

betekenis & definitie

Colonatus. - Colonus beteekent oorspronkelijk boer, maar wordt later gewoonlijk in de beteekenis van

pachtboer gebruikt. De boerderijtjes zijn klein; de pachttermijn is gewoonlijk 5 jaar, maar wordtdikwijls stilzwijgend vernieuwd; en daar de colonus gewoonlijk geen geld heeft, wordt de pacht in natura betaald. De groote landgoederen, die zich sinds den 2den Punischen oorlog in Italië vormden (z. Latifundia), lieten de eigenaars of bezitters liefst door slaven bewerken (z. Agrariae leges); de wet, die hen dwong een zeker aantal
vrije daglooners in dienst te hebben, werd niet uitgevoerd of ontdoken. Toen echter door de slavenopstanden (z. Spartacus) de slaven in aantal ontzettend afnamen of onbetrouwbaar werden, namen de eigenaars weer een tijd lang hun toevlucht tot het pachtsysteem. In den keizertijd nam echter in Italië het gebruik van slaven, de uitbreiding der latifundia en de ontvolking, die daarmede gepaard pleegt te gaan, weer hand over hand toe. In de provinciën, vooral in Africa, waaromtrent wij het best zijn ingelicht, is het grootgrondbezit ook schrikbarend.

Op de groote landgoederen (saltus) hetzij van particulieren, hetzij van den keizer, vindt men daar naast het huis en het bedrijf van den landheer uitsluitend kleine pachters, coloni, die tengevolge van de slechte ekonomische toestanden, daar anders het bedrijf niet meer loonend is, langzamerhand gedwongen worden op hun grond te blijven wonen (glaebae adstricti). Deze saltus of praedia worden tot groote distrikten (tractus) bijeengevoegd, en aan het verband met het municipium waartoe ze oorspronkelijk behoorden, onttrokken. Verschillende contracten, waaraan die coloni gebonden waren, zijn in de laatste twintig jaar in Africa teruggevonden. Het oudste contrakt, lex colonis fundi villae Magnae data ad exemplum legis Mancianae dateert van het jaar 116 of 117 n.C. In de 4de eeuw n.

C. worden de verplichtingen van hoorigheid ook in de wetgeving opgenomen, en strenge strafbepalingen vastgesteld op het verlaten van de hofstede. Men werd colonus of door geboorte, of door vrijwillig zich aan te melden. Ook zwervers en landloopers werden aan een eigenaar uitgeleverd. Men werd slechts vrij door dienst te nemen, of, later, door priester of monnik te worden. Hun toestand wordt in den loop der eeuwen hoe langer slechter.

Omtrent den oorsprong van het kolonaat tast men nog vrijwel in het duister. Sommige geleerden meenen, dat, al zijn de vormen, waaronder deze hoorigheid zich voordoet, ook niet oostersch, toch de oorsprong er van in de hellenistische wereld gezocht moet worden.

< >