Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 18-06-2019

Castor

betekenis & definitie

Castor - Κάστωρ, 1) z. Dioscūri.—2) schoonzoon van Deiotarus, schreef een vervolg op de Χρονικά van Apollodorus (no. 1), dat tot het jaar 61 liep.

soldaten aan den arbeid, om eene gracht te graven, waarvan de aarde naar binnen werd opgeworpen tot een wal. Volgens de beschrijving, die wij ervan hebben, bood een kamp in de dagen der republiek plaats aan voor twee legioenen met de daarbij behoorende socii. Het vormde een vierkant, zooals de teekening op de vorige pagina te aanschouwen geeft. De wal had vier poorten: 1 porta praetoria, waardoor het leger uittrok, in de naar den vijand toegekeerde zijde, 2 porta decumana aan de achterzijde der legerplaats, 3 porta principalis sinistra, 4 porta principalis dextra. De weg a a, die deze beide uitgangen verbond, heette via principalis, waarschijnlijk omdat ze liep langs het principium, het achterste gedeelte van het kamp, waar het praetorium enz. stond, terwijl de weg b b, die achter de vijfde manipels heen liep, den naam van via quintana droeg.

Dit wordt duidelijker door bijgaande schets, waarin een gedeelte der legerplaats grooter is voorgesteld, en waarin tevens de rangschikking der verschillende wapens is aangegeven. Van het praetorium (P), het kwartier van den veldheer, liep de via decumana of praetoria (c c) naar de porta praetoria. Naast het praetorium had men aan de eene zijde het quaestorium (Q) met de tent van den quaestor en, voorzoover noodig, de bergplaatsen van proviand enz., en aan den anderen kant het forum (F). Om het praetorium, quaestorium en forum heen stonden de tenten van de tribuni militum en de praefecti sociorum (5), die der uitgelezen infanterie (6) en cavalerie (7) en vrijwilligers, evocati et selecti pedites et equites, en de keurbenden, onder den naam van extraordinarii pedites et equites uit de contingenten der bondgenooten uitgekozen (8), alsmede de auxilia van vreemde volken, wanneer deze aanwezig waren. Binnen den wal bleef een weg open van 200 voet breedte (intervallum) ten einde den vijand te beletten, door het werpen van brandbare stoffen het kamp in brand te steken. De wal was dikwijls met palissaden voorzien.

In de winterkwartieren, hiberna (sc. castra) werden de tenten door houten barakken vervangen.—Het legerkamp van den keizerstijd was bestemd voor drie legioenen met de daarbij behoorende auxilia en de keizerlijke garde (cohortes praetoriae). Het Voorzijde naar den vijand gekperearde.torium bevindt zich nu in het midden van het Achterzijde der legerplaatks.amp, met het front naar de via principalis, die nu dichter bij de porta praetoria ligt. De via quintana

< >