Woordenboek der Grieksche en Romeinsche Oudheid

Z.C. de Boer, J.G. Schlimmer (1910)

Gepubliceerd op 07-06-2019

Socii

betekenis & definitie

Socii - bondgenooten. Volgens de overlevering reeds in den koningstijd, en in elk geval sedert 493 is Rome door een foedus aequum met de Latijnen, en later met de Hernici verbonden geweest, zie Latium.

Later, toen Rome langzamerhand geheel Italia veroverde, werd de afhankelijkheid, waarin de verschillende steden en staten gebracht werden, uitgedrukt door het woord socii, waarbij dan het nomen Latinum een bevoorrechte plaats innam. De staten, waarmede Rome een foedus sloot, heetten civitates foederatae, en behielden hun souvereiniteit; ze hadden eigen bestuur, eigen rechtspleging en het recht om munt te slaan.

Zij mochten geen betrekkingen met het buitenland onderhouden; in elk verdrag kwam de bepaling voor: ut eosdem quos populus Romanus amicos atque hostes habeant. Zij betaalden geen belasting, maar waren verplicht troepen, en de staten aan zee ook schepen, te leveren.

De afhankelijkheid waarin zij stonden ten opzichte van Rome werd uitgedrukt door de formule: maiestatem populi Romani comiter conservanto. Door hun verstandig en gematigd optreden wisten de Romeinen de socii aan zich te binden; en deze politiek heeft het hun mogelijk gemaakt, op den duur de nederlagen van den 2den punischen oorlog te boven te komen.

In de 2de eeuw beginnen ze echter de socii, wier hulp men niet meer noodig heeft, te onderdrukken, hetgeen dan ten slotte uitloopt op den bondgenooten-oorlog, die Italië ontvolkt heeft, zie Marsicum bellum. De provinciën, wier toestand door eene wet geregeld was, werden niet tot de socii gerekend.

Overigens waren er ook buiten Italië socii als civitates foederatae (z. a.), en koningen wien de titel socius et amicus populi Romani was verleend, doch ook dan was meestal het bondgenootschap slechts een zachtere vorm van afhankelijkheid. Buitenlandsche volken zijn exterae nationes, doch waar in engeren zin van socii et exterae nationes gesproken wordt, moet men onder de laatsten de bewoners der rom. provinciën verstaan en onder socii de latijnsche en italische bondgenooten.

Zelfs werd deze benaming nog wel voor de italiaansche civitates gebezigd, ook nadat deze in de jaren 90–88 het burgerrecht hadden verkregen en de naam socii dus strikt genomen op haar niet meer van toepassing was.—In de rom. legers waren vóór 90 de troepen der italiaansche civitates onder den naam van socii aanwezig; andere hulptroepen heetten auxilia (z. a.).

< >