Gepubliceerd op 21-09-2017

Praeses

betekenis & definitie

Praeses - Stadhouder in bepaalde provincies van het Rijk ten tijde van Diocletianus. Onder diens regering stonden alle provincies onder onmiddellijke bevoegdheid van de keizer. Diocletianus vermenigvuldigde enerzijds de provincies terwijl hij anderzijds deze gebieden in grotere administratieve omschrijvingen, dioeceses, onderbracht. Het rijk telde nu twaalf dioeceses, waarvan zes in het Oosten en zes in het Westen. Aan het hoofd van de praesides stonden de proconsules Asiae et Africae; dan volgden de correctores, die de zeven provincies van Italië bestuurden, tenslotte de gewone praesides, gouverneurs van de zes provincies van Gallië. Terwijl de eersten gerekruteerd werden uit de consulares, werd de laatste klasse benoemd uit de equites. Iustinianus reorganiseerde de rechterlijke bevoegdheid van de praeses. Zij werden in de rechtspraak bijgestaan door een raad van assesores of consiliarii. In burgerlijke aangelegenheden kon hij zijn rechtsmacht delegeren, terwijl zijn eigen rechtbank als beroepshof fungeerde voor de vonnissen uitgesproken door de defensor civitates, ondergeschikt rechter, slechts bevoegd in de causae minores.

< >