Equites - Ridderstand in Rome. Bij de hervorming, toegeschreven aan Servius Tullius, werd een ridderstand van 18 centuriae opgericht. Ze behoorden tot de rijkste burgers van de eerste vermogensklasse en waren allen iuniores. Zij vormden de ordo equester, de eigenlijke ridderorde, aan wie de staat een paard bezorgde, de equites equo publico. Na 403 v.C. werden deze equites niet meer in het leger opgenomen. De ruiterij werd bij de bondgenoten gerekruteerd. Uit de ordo equester werden wel nog de officieren gehaald. De leden van deze orde legden zich toen steeds meer toe op de groothandel en de financiën, zij hielden zich veel minder met de eigenlijke politiek bezig. Er kwam toen van lieverlede een scheiding tussen de senatoriale klasse en de ridderorde. Vooral na 218 v.C., toen een lex Claudia de senatoren verbood deel te nemen aan het pachten van belasting of aan groothandel te doen.
In 123 v.C. blies C. Grachus door de lex Sempronia iudiciaria de ordo equester nieuw leven in; zij leverde het belangrijkste aandeel voor de rechterstand, ordo iudicum genoemd, later eenvoudigweg ordo equester. Vanaf de tijd van de Gracchen omvatte de ridderstand bijgevolg de 18 centuriae equites equo publico en alle ingenui, vrije burgers, 30 jaar oud en in het bezit van de census equester, een minimumbezit van 400.000 sestertiën, die niet tot de senatorenstand behoorden. De equites waren de grootkapitalisten, bankiers en staatspachters; zij hadden het recht een gouden ring te dragen en de tunica angusticlava, de witte tuniek met twee smalle purperen banden. In het theater hadden zij recht op de eerste veertien rijen zetels.
Met Augustus werd de ordo equester opnieuw georganiseerd; zij werden weer in het leger opgenomen. De equites vormden 6 eskadrons, turmae, van 18 centuriae onder bevel van de seviri equitum romanorum. Zij werden gerekruteerd uit de senatoriale en ridderfamilies. De lijst werd opgemaakt door de keizer zelf, die bij wijze van bijzondere gunst ook anderen in de rangen van de equites equo publico opnam, al hadden zij nooit in de eskadrons dienst gedaan.
De invloed van deze ordo equester groeide gestadig, want de keizers deden op haar leden meer een beroep dan op die van de senatorenorde.
Zij begonnen hun militaire loopbaan als officier, praefectus cohortis, tribunus militum, praefectus equitum, of praefectus castrorum. Ze bleven tot hun vijfendertigste jaar in dienst en zetten hun loopbaan voort in verschillende nieuwe hoge ambten, die door de keizers in het leven waren geroepen: in de keizerlijke kanselarij, de verschillende praefecti of procuratores.