Gepubliceerd op 21-09-2017

Praetor

betekenis & definitie

Praetor - (Magistratus patricius ordinarius maior, curulis cum imperio) Aanvankelijke benaming voor de magistraat-staatshoofd na de val der koningen te Rome.

Enerzijds onder druk van de strijd tussen de standen, anderzijds om de taak van de consules te verlichten, werd in 367 v.C. de burgerlijke rechtspraak in handen gelegd van deze nieuwe magistraat, die in 337 v.C. ook een plebejer kon zijn. Van de aanvang af werd de praetor beschouwd als de collega minor van de consuls. Bij afwezigheid van deze laatste nam hij de custodia urbis op zich, een taak die tevoren in dergelijke omstandigheden werd toegewezen aan de praefectus urbi. Krachtens zijn imperium, hoewel van lagere rang dan dat van de consuls, had de praetor het recht de comitia centuriata en de senaat voor te zitten en kon hij door het volk of senaat belast worden met de quaestiones extraordinariae. Bij afwezigheid van de consuls kon hij troepen lichten, openbare aanbestedingen doen en, indien er geen censores in functie waren, toezicht houden op de openbare werken. Behoudens de gewone rechten van de potestas (zie Magistratus) bezat de praetor het ius agendi cum populo in de comitia tributa en het ius cum patribus agendi. Hij werd gekozen in de comitia centuriata, die voorgezeten werden door een consul. Aanvankelijk was er maar één praetor, maar naargelang de noodzaak zich opdrong groeide het aantal. In 241 v.C. waren er twee. Onder Sulla en Caesar steeg dit aantal geleidelijk tot acht, tien, veertien en zestien. Zij vormden geen college maar hadden ieder een welomschreven gebied en ambtsbevoegdheid (zie Praetor urbanus, Praetor peregrinus, Praetor Siciliae, Praetor Sardiniae, Praetor Hispaniae interioris, Praetor Hispaniae ulterioris, Praetor quaesitor).

Na het verstrijken van hun ambtstermijn werden de praetores met een verlengd imperium (zie Promagistratus) naar wingewesten (zie Provincia) buiten Italië gezonden als propraetores.

< >