Kynische School - Sokratische school, gesticht door Antisthenes, een leerling van Sokrates, zoon van een Athener en een Thrakische slavin. De naam van de school is afgeleid van het gymnasion voor vreemdelingen in Athene, Kunosarges (lett. ‘de snelle hond’) geheten, waar Antisthenes zich na de dood van Sokrates gevestigd had. Vanwege hun aanstootgevend leven werd hun bijnaam snel ‘cynici’ (de hondsen van kuoon, ‘hond’).
Vóór Sokrates was Antisthenes een leerling van Gorgias geweest. Van zijn hand kennen we de declamaties Aiax en Odusseus; niet bewaard zijn de Sokratische dialogen Aspasia, Alkibiades en Menexenos en de diatriben Aletheia en Kuros; in zijn Satho (3 boeken) maakte hij Plato belachelijk, en in zijn Herakles verheerlijkte hij de mythische held Herakles, die zichzelf overwon door inspanningen (ponoi) en zo van alle behoeften bevrijd werd. Op het gebied van de logica beweert hij dat alleen identische oordelen (d.i. oordelen waarin onderwerp en predikaat identisch zijn) mogelijk zijn. Het belangrijkste deel van zijn leer is nochtans de ethiek: het enige goede is de deugd, en het wezen van de deugd is de zelfgenoegzaamheid of autarkeia, en de eenvoud (euteleia). Hij leerde een zuiver individualisme: door arbeid en inspanning moet de wijze zich bevrijden van alle begeerten en behoeften en van alle maatschappelijke conventies. De wijze is geen polites (lid van een polis) meer, maar een kosmopolites, een wereldburger. De deugd is één, maar ook onvergankelijk: de wijze kan haar niet verliezen. De enige begeerte die redelijk is, is de seksuele begeerte. Ook zelfmoord is toegestaan: elkeen beschikt over zijn eigen leven. De leer van de cynici is een té strak en consequent doortrekken van de lijn die lag in de Sokratische gedragsethiek. De bekendste vertegenwoordiger en leider van het kynisme is ongetwijfeld Diogenes (403-323 v.C.) van Sinope, aan de zuidkust van de Zwarte Zee. Hij was het type van de cynicus. Naar men zegt leefde hij in een ton in de voorhof van de tempel van Kybele te Athene. Soms liep hij rond met een lantaarn ‘op zoek naar een mens’. Hij reisde veel, woonde korte tijd in Syrakusae, en werd zelfs eens als slaaf verkocht aan een rijke Korinthiër, Xenidas, die hem aanstelde tot gouverneur van zijn zonen. Als radicaal consequente cynicus sprak hij van het omgooien van de gewoontewet. Als failliet bankier wilde hij later niet het minste luxe-artikel, niet het minste werktuig meer gebruiken, omdat alle cultuur, godsdienst inbegrepen, de mensen van de natuur vervreemdt. ‘Terug naar de natuur’ was zijn leuze. Zijn overdreven houding (aan zijn seksuele lusten gaf hij toe in het openbaar) bezorgde hem de naam van ‘dolgeworden Sokrates’. Wat door de nomos (gewoontewet) verboden is, mag men volgens de physis (natuur) wel. Hij achtte zich niet gebonden door een staatsgemeenschap, want de ontbinding van de stedelijke samenleving zou een vooruitgang voor de mens zijn. Vrouwen en kinderen waren gemeenschappelijk bezit: ze zouden anders de wijzen hinderen.
De belangrijkste leerling van Diogenes, Krates van Thebe, werd staats- prediker en spoorde de mensen aan zich tot het cynisme te bekeren. Daarin werd hij bijgestaan door zijn vrouw Hipparchia en zijn zwager Metrokles. Enkele van zijn verzen zijn bewaard gebleven. Hij schreef ook een parodiërend stuk, waarin hij de Kynische ideaalstaat afschilderde: men leeft vegetarisch, er is geen geld, geen luxe, geen handel.
Deze cynici waren ook antigodsdienstig: de goden werden niet vereerd, want de godsdienst was toen te sterk gebonden aan de staat. Toch cultiveerden ze een monotheïsme. De mythen werden als allegorieën verklaard.
De latere (of jongere) cynici maakten hun leer vooral populair bij de onderste lagen van de bevolking. Als geestelijke raadslieden trokken zij door de steden. Verscheidenen van hen horen daarom thuis in kringen van de Tweede Sofistiek (zie Sofisten). Ze schreven satiren en diatriben. Bio van Borystenes (2e eeuw v.C.) was oorspronkelijk een slaaf, die, na zijn vrijlating met een fortuin begiftigd, in Athene filosofie ging studeren. Daar leerde hij o.a. Theodoros Atheos (zie Kyrenaïsche School) kennen. Hij schreef vooral diatriben, waarin hij de godsdienst kritiseerde en tegen de beschaving tekeer ging. Teles van Megara (ca. 250 v.C.) trad op als leraar van de jeugd en bekampte o.a. de apatheia van de stoici in zijn moraliserende diatriben, waarvan verschillende fragmenten bewaard gebleven zijn. Anderen zijn Menippos van Gadara en Dio Chrysostomos. In de 3e eeuw v.C. leefden ook enkele cynische dichters: Phoinix van Kolophon, die iamben schreef; Kerkidas van Megalopolis, die meliamben schreef, en de epigrammendichters Poseidippos van Pella en Leonidas van Tarentum. Al deze dichters verdedigden de vrijheid van begeerten en de eenvoud van levenswijze.
Ook in de eeuwen na het begin van onze jaartelling bleef de Kynische School bestaan. In Rome leefde in de 1e eeuw n.C. een zekere Demetrios, die om zijn antimonarchische uitspraken door Vespasianus verbannen werd. Demonax van Kypros, die zeer dicht bij de stoici staat (2e eeuw n.C.), doch hen bestreed, werd door Loukianos in een biografie vereeuwigd; hij verachtte alle uiterlijke levensopsmuk. Peregrinus Proteus (door Loukianos belachelijk gemaakt), misschien een afvallig christen, verbrandde zichzelf in 165 op de Olympische spelen. Oinomaos van Gadara tenslotte (2e eeuw n.C.) viel de waarzeggerij en vooral het Delphisch orakel aan. Ook Loukianos stond dicht bij het cynisme.