Sinds enige jaren heeft Nederland weer een personenauto van eigen bodem : het in Eindhoven gebouwde DAFje met zijn merkwaardige ‘Variomatic’-aandrijving. Het kleine, Eindhovense autootje is echter niet de eerste personenwagen van Nederlandse makelij.
Lang voor Huub en Wim van Doorne droomden van een eigen industrie, bouwden twee andere broers een ‘automobiel’, die in de gehele wereld beroemd werd en die zijn tijd ver vooruit was. Die auto was de legendarische Spijker.Die twee broers waren Ko en Hendrik Spijker.
In 1880 stichtten ze te Hilversum een rijtuigfabriekje, dat ze een paar jaar later overplaatsten naar Amsterdam. Voor er sprake was van auto’s, maakten beide broers al naam. Zij immers bouwden de beroemde ‘Gouden Koets’ die door de gemeente Amsterdam werd aangeboden aan koningin Wilhelmina.
De Spijkers hadden een open oog voor de nieuwe ontwikkeling. Toen ze zagen, dat de bestellingen voor rijtuigen snel minder werd door de opkomst van de auto, richtten ze in 1898 de N.V. Industriële Maatschappij Trompenburg op voor de vervaardiging van automobielen.
Hun eerste model was een ‘voiturette’ met een tweecilinder luchtgekoelde motor van vijf p.k. De verkoop van deze eerste Spijker vlotte echter niet. De Spijkers gingen pas naam maken toen de Belgische constructeur Joseph Laviolette de gebroeders Spijker had overgehaald auto’s met zwaardere motoren op de markt te brengen.
Van toen af steeg de verkoop met sprongen. Niet alleen omdat de Spijker van uistekende kwaliteit was maar ook omdat hij altijd was uitgerust met technische snufjes van betekenis. Het eerste zware model van de Spijker bijvoorbeeld (uitgebracht in 1902) had een gesloten versnellingsbak; een verrassende nieuwigheid in die dagen. In 1903 kwam er een Spijker op de markt die nog grotere verbazing en bewondering wekte. Het was de eerste zescilinder ter wereld en tot de nieuwe snufjes behoorden remmen op alle vier wielen en een afneembaar tentdak. Vooral met dat vierwiels remsysteem was Spijker de tijd ver vooruit; pas in 1923 vond dit systeem algemeen toepassing.
In 1908 nam een viercilinder Spijker deel aan de roemruchte autorit Parijs-Peking-Parijs: een barre tocht van 13.000 km dwars door een grotendeels nog onbekend gebied. De wagen werd bestuurd door een Franse steilewandrijder, Godard, die erin slaagde als tweede in Parijs te arriveren, drie weken na de winnaar, de Italiaanse autorenner prins Scipio Borghese.
Na de dood van Ko Spijker in 1917 (Hendrik kwam in 1907 om bij de ramp met de ‘Berlin’ op de pier van Hoek van Holland) ging het echter snel achteruit met de Spijkerfabriek en in 1931 sloot de Spijkerfabriek voorgoed haar poorten.
De nog bestaande Spijkers (er staan er een paar in het automuseum te Driebergen) zijn tegenwoordig voor verzamelaars veel geld waard. Nog niet zo lang geleden bood een Amerikaanse liefhebber van oude auto’s f. 50.000 voor een zescilinder Spijker uit 1903.