In tegenstelling tot de meeste sporten kan de oorsprong van rugby heel nauwkeurig worden aangeduid. Het spel werd in 1823 uitgevonden door een leerling van de beroemde Engelse school te Rugby.
Rugby is een vorm van voetbal, die zich van de normale voetbalsport onderscheidt, doordat het de spelers is toegestaan de bal met de hand te spelen. Het speelveld bestaat uit een vlakke grasmat, die evenals een voetbalveld door middel van lijnen in bepaalde spelzones is verdeeld. Ook beide doelen lijken op die, welke in de voetbalsport gebruikt worden.In tegenstelling tot de voetbalsport wordt rugby gespeeld met een ‘eivormige’ bal. Elk team bestaat uit 15 spelers, waarvan er één aanvoerder is. Een rugbyteam is opgebouwd uit een back, vier driekwarten, twee halfspelers en acht voorwaartsen. Elke speler heeft in het spel een eigen taak.
Een rugbywedstrijd bestaat uit twee helften van 35 minuten, die van elkaar worden gescheiden door een rustperiode van vijf minuten. Winnaar is natuurlijk het team, dat de meeste doelpunten weet te scoren.
Rugby is een snelle, harde sport, die van haar beoefenaars snelheid, uithoudingsvermogen en incasseringsvermogen vraagt. Een rugbyspeler moet beslist over enige moed beschikken en niet bang zijn voor botsingen en valpartijen. Vaak moet hij die zelfs uitlokken om zijn team in het bezit van de bal te brengen.
Jarenlang is de rugbysport eigenlijk alleen populair geweest in Groot-Brittanië en zijn kolonies. Geleidelijk heeft de sport zich echter ook naar andere landen verspreid - al wordt ze met name in Nederland en België nog maar vrij sporadisch beoefend.