Het polospel lijkt wel wat op hockey. Een van de grote verschilpunten is echter, dat het te paard wordt gespeeld.
De spelers drijven met behulp van lange slaghouten een wit balletje voort en proberen dat tussen de doelpalen door te jagen. Het poloslaghout lijkt wel wat op het slaghout, dat bij cricket wordt gebruikt. De steel is Gezeten op zijn pony drijft de polospeler de bal in de richting van het doel.
echter langer en buigzamer; bovendien raakt de polospeler de bal met de zijkant van het kruis, inplaats van met een der uiteinden. Een polowedstrijd is verdeeld in verscheidene sets, die bij deze sport ‘chukkers’ worden genoemd. Meestal zijn het er zes, zeven of acht; ze duren elk zeveneneenhalve minuut. Tussen de ‘chukkers’ is ongeveer 3 min. tijd om van paard te wisselen en ongeveer 5 min. rust. De wedstrijd duurt een uur. Polo is een van de snelste sporten, die we kennen.
De spelers snellen van het ene eind van het veld naar het andere en hun pony’s zijn er op getraind snel te starten en nog sneller te stoppen. Bovendien hebben de dieren geleerd de bal in het oog te houden. Zonder een uitstekende polopony heeft de speler geen enkele kans iets te presteren. Elke polospeler beschikt daarom over tenminste twee rijdieren, die hij na elke ‘chukker’ verwisselt. Polo wordt zowel in de openlucht als ‘binnenshuis’ gespeeld. In het laatste geval telt een poloploeg drie, in het eerste vier spelers.
Het polospel is heel oud. Het werd 2000 jaar geleden al gespeeld in Perzië. De Engelsen ontdekten het in India en introduceerden het in Europa. De sport is vooral populair in India, in Engeland en in de Verenigde Staten. Ze wordt echter ook wel in andere landen bedreven.