Ook toen de mens eenmaal zeewaardige schepen bezat, paste hij er wel voor op zich ver in zee te wagen. Een van de redenen voor die voorzichtigheid was de angst
te verdwalen. Want die vroegste zeelui hadden alleen de zon en de sterren om plaats en richting te bepalen. Als de hemel bewolkt was, heten ook die hen in de steek. Ongeveer 500 jaar geleden kwam er verandering in die situatie door de uitvinding van het magnetisch kompas. Zeelieden kregen door dat instrument de mogelijkheid onder alle weersomstandigheden hun richting te bepalen. Het onmiddellijke gevolg van die uitvinding was, dat men eindelijk onbekende verten tegemoet durfde zeilen en dat de eeuw van de grote ontdekkingsreizen aanbrak.
Het magnetisch kompas bestaat in hoofdzaak uit een kleine, magnetische naald, die zó is opgehangen, dat ze zonder moeite kan ronddraaien. Omdat ook de aarde werkt als een reusachtige magneet, draait de naald altijd zo, dat hij in een noord-zuid positie komt staan.
Wie het eerste kompas vervaardigde, is onbekend. Sommigen schrijven de uitvinding toe aan de Chinezen; anderen zoeken de oorsprong van het kompas in Italië.
Sommige van die eerste kompassen bestonden uit kleine stukjes magnetisch ijzer, die door middel van een stukje hout of kurk in een bakje water dreven. Dat magnetisch ijzer (ook wel eens magnetiet genaamd) komt in de natuur voor; het is een soort ijzererts met bijzondere magnetische eigenschappen. Erg zuiver waren die eerste kompassen niet; pas toen de mens leerde magneten van staal te vervaardigen, begonnen zijn kompassen nauwkeuriger te werken.
Een van de tekeningen op deze pagina laat een zakkompas zien. De kompassen, die op schepen gebruikt worden, zijn heel wat groter en ook veel ingewikkelder. Moderne scheepskompassen van het magneettype zijn meestal gemaakt van verscheidene magneten, die bevestigd zijn op een platte schijf, de zg. kompaskaart. Die kaart is vastgemaakt op een spil, zodat hij vrij kan ronddraaien. Kaart en spil bevinden zich meestal in een glazen bol, die gevuld is met een alcoholmengsel waarop de kaart drijft. De vloeistof in de bol zorgt ervoor, dat de kompaskaart in dezelfde stand blijft, ook al slingert het schip heen en weer op de golfslag. De magneten op de kaart zorgen voor het aanduiden van de richting.
Aan de hand van een kompas de juiste richting te bepalen, lijkt gemakkelijker dan het is. Want op de meeste plaatsen op aarde wijst de naald niet precies naar het noorden maar naar de zg. ‘magnetische pool’, die enkele honderden kilometers van de Noordpool verwijderd ligt en regelmatig van positie verandert. Kaarten en tabellen helpen de navigators echter de juiste richting te vinden. Op veel grote schepen wordt tegenwoordig inplaats van een magnetisch kompas een gyrokompas gebruikt, dat volgens een geheel ander principe werkt. Ook in de luchtvaart heeft het gyrokompas veel toepassing gevonden.