Op de plaats, waar zich tegenwoordig de Italiaanse provincie Toscane uitstrekt, lag in de verre Oudheid een streek, die Etrurië genoemd werd. Ze werd bewoond door de Etrusken, een volk waarvan slechts heel weinig bekend is, maar dat er in de vijfde eeuw voor Chr. in slaagde bijna tweederde van het Italiaanse schiereiland te veroveren.
De Etrusken leefden in twaalf steden, die elk geregeerd werden door een door het volk gekozen koning. De taal van de Etrusken is voor ons nog steeds een geheim; tot nu toe is niemand erin geslaagd ze volledig te ontcijferen. Ze werd geschreven in lettertekens, die kennelijk afgeleid zijn van die van de Foeniciërs.De Etrusken bereikten een zeer hoge trap van beschaving. Ze bezaten bijzonder knappe architekten, wier grote kunde nog te bewonderen valt in overgebleven ruïnes; schilders, beeldhouwers en edelsmeden hebben bovenrijke verbeeldingskracht hadden. In talrijke Europese musea zijn Etruskische kunstschatten te bewonderen. Ze dateren uit de zesde tot en met de tweede eeuw voor Chr. De bekende ‘Wolvin van het Capitool’ is er de belangrijkste van.