Geschiedenis Lexicon

H.W.J. Volmuller (1981)

Gepubliceerd op 03-08-2020

Joannes Zwijsen

betekenis & definitie

Ned. r.k. geestelijke. *28.8.1794 Kerkdriel, ✝ 16.10.1877 's-Hertogenbosch. Na zijn priesterwijding (1817) achtereenvolgens kapelaan te Schijndel (1818) en pastoor te Best (1828) en Tilburg (1832).

Stichtte ten dienste van onderwijs en caritas in Tilburg twee congregaties van religieuzen: de zusters van liefde (1832) en de fraters van Tilburg (1844); 1842 coadjutor van de apostolisch vicaris van 's-Hertogenbosch, die hij in 1851 opvolgde. Werd de eerste aartsbisschop na het herstel van de r.k. hiërarchie in Nederland (1853) en tegelijk bisschop van 's-Hertogenbosch. Tegenstander van de *-papo-Thorbeckianen. Op hem werd 14/15.7.1863 een aanslag gepleegd. In 1865 werd onder zijn leiding hel (eerste) provinciaal concilie van Utrecht gehouden, waarin de pastorale beleidslijnen werden vastgelegd voor vele jaren. Vooral door zijn toedoen vaardigden de Ned. bisschoppen 1868 een mandement over het katholiek onderwijs uit, dat van grote invloed is geweest op de → schoolstrijd.

Legde 1868 het ambt van aartsbisschop neer en bleef bisschop van ’s-Hertogenbosch. Hij heeft de kerkelijke herleving van r.k. Nederland in belangrijke mate vorm gegeven.Litt. J.H.J.M.Willox, Mgr. J.Zwijsen (2e dr. 1941); J.van Laarhoven. Een kerkprovincie in concilie (1965); W.A.Fasel, De moordaanslag op Mgr. Zwijsen (in: Arch. Gesch.

Kath. Kerk in Ned. 1970); J.W.M.Peijnenburg, Aartsbisschop J.Zwijsen (in: SII 1978; met litt.).

< >