grootste eiland van de Benedenwindse Eilanden. Werd 1499 het eerst gezien door Alonso de Ojeda; 1527 door de Spanjaarden bezet; 1634 veroverd door Johan van Walbeeck voor de Ned. → Westindische Compagnie (wie); 1643-47 was Pieter → Stuyvesant er gouverneur.
Na het verlies van Brazilië (1654) ontwikkelde Curaçao zich tot het centrale slavendepot van de WIC; kwam na het aflopen van het octrooi van de WIC (1791) onder direct gezag van de Staten-Generaal. De afschaffing 1794 van de slavernij in Saint-Domingue veroorzaakte 1795 een grote slavenopstand. 1800-03 en 1807-16 bezet door de Engelsen. 1816 werd bij het Verdrag van Londen het Ned. gezag op Curaçao erkend. Het eiland bleef in de 19e eeuw noodlijdend; 1863 werd er de slavernij afgeschaft. Door olievondsten in Venezuela kwam de opbloei; de olie werd (sinds 1918) in schepen naar Curaçao vervoerd en daar geraffineerd (1916 vestiging van een olieraffinaderij door de Koninklijke Petroleum Maatschappij. Na de vestiging van de olie-industrie stroomden duizenden mensen van allerlei herkomst naar het eiland, waardoor het vroegere bevolkingspatroon geheel doorbroken werd. 8.6.1929 vond een overrompeling door een bende Venezolanen onder ‘generaal' Urbina plaats, die het eiland enige tijd bezet hielden. In 1949 werd algemeen kiesrecht ingesteld; 1951 kwam de eerste verantwoordelijke landsregering tot stand, gebaseerd op de nieuwe Eilandenregeling, in 1954 het → Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
De automatisering in de olie-industrie in de loop van de jaren zestig veroorzaakte een omvangrijke structurele werkloosheid. De opkomende vakbeweging stond tegenover een nog patriarchale regering in een samenleving waarin de economische macht berustte bij buitenlanders en afstammelingen van de vroegere blanke bovenlaag. De onlustgevoelens kwamen tot uiting in een opstand 30.5.1969, die slechts bedwongen kon worden met hulp van Ncd. mariniers. Ondanks beloften van de nieuwe regering, van de 1969 opgerichte Frente Obrero (linkse arbeiderspartij) en pogingen nieuwe industrieën aan te trekken via gunstige belastingvoorwaarden, is de sociaal-economische situatie nauwelijks veranderd, terwijl de inflatie groeit.Litt. J.H.J.Hamelberg, De Nederlanders op de Westindische eilanden 1621-1798 (3 dln. tekst. 3 dln. doe.; 1901—09); J.Hartog, Gesch. van de Ned. Antillen m. Curaçao (2 dln. 1961); H.Hoetink, Het patroon van de oude Curaçaosche samenleving. Een sociale studie (2c dr. 1966); I.S. en S.Emmanuel, Hist, of the Jews of the Neth. Antilles (2 dln. 1970); De meidagen van Curaçao. Rapport van de Commissie van Onderzoek naar de achtergronden enz. (1970); 1795 De slavenopstand op Curaçao (Bronnenuitg. door A.F.Paula. 1974); J.de Pool, Zo was Curaçao (Antilliaanse Cahiers, 1960); J.Hartog, Curaçao, van kolonie tot autonomie (1961); G.W.Bakker, Gesch. van de N.V.Cura?aosche Scheepvaartmij, (met hist. overzicht ontwikkeling van Curaçao. 1964).