Nederland; bij de GW 1798 verleend aan allen die 20 jaar en ouder zijnde, aan bepaalde eisen voldeden (o.a. een eed aflegden tegen het stadhouderlijk bestuur). Deze democratie verdween bij de GW-1814; er kwam een → censuskiesrecht, dat bij de GW-1815 bleef bestaan en dat de GW-1848 handhaafde, al bracht de kieswet van het 1e ministerie-Thorbecke het aantal kiezers van 55000 op 100000 of 3½% van de bevolking.
Bij de GW-1887 werd dit 29 %; bij de wet-Van Houten (1896) 49%. (→ Nederland, 1870-heden). In 1917 werd algemeen kiesrecht voor mannen ingevoerd, in 1919 ook voor vrouwen (wet-Marchant; in 1922 werd algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen opgenomen in de GW. De kiesgerechtigde leeftijd is in twee fasen verlaagd van 23 (via 21) tot 18 jaar (1971). Ook het passief kiesrecht is verlaagd van 25 (via 23) naar 21 jaar (van 30 naar 25 jaar voor de Eerste Kamer). In 1970 is de opkomstplicht afgeschaft.België kende een cijnskiesrecht tussen 1830 en 1893, doch na de verlaging van de cijns in 1848 groeide het aantal kiesgerechtigden van 50000 tot ca. 80000. In 1893, bij de eerste grondwetsherziening werd het algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd, waarbij elke kiezer over 1 stem beschikte, maar tot 3 stemmen kon verwerven op basis van bezit of capaciteit. Sedert 1919 verliepen de verkiezingen op basis van het algemeen enkelvoudig stemrecht. In 1948 werd ook aan de vrouwen het volledige kiesrecht toegekend. Voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers geldt een kiesgerechtigde leeftijd van 21 jaar (passief kiesrecht 25 jaar). Wat de Senaat betreft, worden uitsluitend 106 senatoren rechtstreeks gekozen, en wel door hetzelfde kiezerskorps zoals hierboven bepaald; een deel van de andere leden van de Senaat, naar verhouding één senator voor elke 200.000 inwoners, wordt op indirecte wijze, nl. door de provincieraden, gekozen. terwijl een derde gekozen wordt door de Senaat zelf, d.i. bij coöptering door de twee vermelde categorieën senatoren (art. 53 GW).
De voorwaarden van verkiesbaarheid tot senator zijn bovendien heel wat talrijker dan die welke gesteld worden voor de Kamer. Voor de provincieraden zijn kiezers de personen, zonder onderscheid van kunne, die de vereiste voorwaarden vervullen om kiezer te zijn voor de Wetgevende Kamers. Ook voor gemeenteraadsverkiezingen geschiedt de verkiezing rechtstreeks (art. 108-1e GW), door de burgers zonder onderscheid van kunne, die de hoedanigheid van Belg bezitten, tevens de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt en sedert ten minste zes maanden hun woonplaats in de gemeente hebben. Er is opkomstplicht.
Litt. A.F.Meilink, Een poging tot democratische coalitie-vorming: de Ned. kiesrechtbeweging als Volkspartij 1886-91 (in: TvG 1968): Kiesstelsels en stemgedrag (Speciaal nr. TvG 3, 1979).