Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Novatus

betekenis & definitie

een scheurmaker uit de 3e eeuw, was diaken der kerk van Carthago; hij beweerde dat de Christenen, die door de wreedheid der vervolgingen weder tot de afgodendienst gebracht werden, desniettemin vrijelijk lot het Nachtmaal (de Communie) toegelaten moesten worden, zonder dat ze eerst boete behoefden te doen. Hij werd door den heiligen Cyprianus voor eene synode gedaagd (249), en nam de wijk naar Rome (251), waar hij gemeene zaak maakte met Novatianus, ofschoon diens beginselen lijnrecht tegenover die van N. stonden : gezamenlijk leverden zij eene herhaling van de ketterij der Montanisten.

< >