Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Novatianus

betekenis & definitie

de eerste tegenpaus. Wangunstig op de verheffing van den heil.

Cornélius tot de pauselijke waardigheid, vatte hij het voornemen, dien paus van den Stoel van Petrus af te werken, om er dan zelf op te gaan zitten. Tot dat einde huichelde hij een overgrooten godsdienst-ijver, en beweerde o. a., dat de Kerk de macht niet bezat om de afvallige Christenen (Lapsi), die zich hadden laten verleiden om weder aan valsche góden te offeren, alleen door absolutie op nieuw in den schoot der Kerk op te nemen, maar dat ze integendeel opnieuw gedoopt moesten worden. Drie bisschoppen, instemmende met die leer, riepen N. als bisschop van Rome nit (251); de heilige Cyprianus verklaarde die verkiezing voor ongeldig, en twee conciliën (dat van Carthago en dat van Antiochië) deden er uitspraak over in denzelfden geest. Niettemin hield de leer van N. (het Novaliaansche schisma) zich in afgescheidene gemeenten in Italië en Afrika staande tot de 6e eeuw.

< >