(baron), beroemd duitsch geleerde en philosoof, geb. 6 Juli 1646 te Leipzig, waar zijn vader professor was, werd 1672 raad bij de kanselarij van den keurvorst van Maintz, kwam vervolgens (met den zoon van deu kanselier vier jaren in Parijs doorbrengende 1672 —76) als een ijverig beoefenaar der wiskunde in kennis met onzen beroemden Christiaan Huyghens, bezocht daarna ook Londen, en kwant door aanhoudende studiën tot de uitvinding van de Differentiaalrekening. In 1700 stichtte L. te Berlijn de Akademie van Wetenschappen, werd later in Hanover tot geheim justitieraad en historiograaf, door het hof van Weenen tot baron en rijkshofraad, en door tsaar Peter den Groote tot geheimraad benoemd, en stierf te Hanover 14 Nov. 1716.
De eerste verzameling van zijne Werken werd bezorgd door Dutens (6 dln. Geneve 1768); Guhrauer gaf in het licht Leibnitz' deutsche Schriften (2 dln. Berl. 1838—-40); Erdmann leverde eene verzameling van L.’s philosophische Schriften (Berlijn 1840); en door Pertz werd eene complete verzameling begonnen (le reeks 4 dln. Hanover 1845—47; 2e reeks 1847 en v.; 3e reeks dl. 1—7, 1853—62).