duitsch dichter, geh. 2 Juli 1724 te Quedlinburg in Saksen, studeerde protest, theologie te Jena, en ontwierp reeds daar zijn beroemden Messias, waarvan de eerste zangen in 't licht verschenen in de -Bremische Beiträge”, en reeds spoedig in geheel Duitschland, Zwitserland en Denemarken K.'s naam beroemd maakten. Sedert 1748 huisonderwijzer te Langensalza, werd hij 1751 door den deenschen minister Bernstorfl'op eene vaste jaarwedde naar Kopenhagen beroepen, hield afwisselend verblijf aldaar en te Hamburg, waar hij 1754 in den echt trad, doch reeds 1758 weduwnaar werd.
Na BernstorlFs aftreding vestigde K. zich 1771 met den titel vandeensch iegatie-raad te Hamburg, en voltooide daar zijnen Messias, waarvan de laatste vijf zangen 1773 te Halle in het licht verschenen. Na in 1192 een tweede huwelijk aangegaan te hebben, stierf K. 14 Maart 1803, en werd in het dorp Ottensen bij Hamburg begraven. Behalve vele andere dichtstukken, zijn ook K.'s taalkundige geschriften in hooge mate verdienstelijk. Complete editien van K.'s werken verschenen: in 12 dln. (Leipzig 1799—1817), in 18 dln. (1823—29), in 9 dln. (1839); eene prachteditie in 1 deel (1839). Schmidlin gaf Ergänzungen zu K.'s sämmtl. Werken (3 dln. Stuttgart 1839).
