twee keizers van Duitschland, nl.;
I Stephanus, geb. 8 Dec. 1708, oudste zoon van hertog Leopold Jozef van Lotharingen en van Elise Charlottc van Orleans, volgde zijn vader als hertog van Lotharingen op in 1729, doch stond dit hertogdom in 1735 af aan Stanislas Leszczynski, den verdreven koning van Polen. In 1736 (12 Febr.) trad F. in den echt met Maria Theresia, dochter van keizer Karel VI; en werd 7 Juli 1737 groothertog van Toskanen, welks troon vacant was geworden door den dood van den laatsten der Medicis. Bij den dood van zijnen schoonvader (1740) betwistte F. de keizerskroon aan den keurvorst van Beieren, die door Frankrijk werd geruggesteund, en die den naam aannam van Karel VII Intusschen werd F. eerst 13 Sept. 1745 werkelijk tot roomsch keizer verkoren, en 4 Oct. van datzelfde jaar als zoodanig te Frankfort gekroond. Het regeeringsbeleid liet hij geheel over aan zijne hoogbegaafde gemalin, bij wie hij 16 kinderen verwekte, o. a. de ongelukkige Marie Antoinette. Na zich onderscheiden te hebben door zijne gierigheid, stierf hij te lnnsbruck 18 Aug. 1765, en werd opgevolgd door zijnen oudsten zoon Jozef II, die later als keizer opgevolgd werd door F.’s tweeden zoon Leopold, den toenmaligen groothertog van Toskanen.
II (Jozef Karel), als keizer van Duitschland (roomsch keizer) van 1792 tot 1806; en ouder den naam van Frans I als keizer van Oostenrijk sedert 1806 tot 1835, was geb. 12 Febr. 1768 te Florence, zoon van keizer Leopold II en Maria Louise ran Spanje. Na zijns vaders dood aanvaardde hij 1 Maart 1792 de regeering in de oostenrijksche erflanden, werd 6 Juni als koning van Hongarijë, 14 Juli als roomsch keizer, 5 Aug. als koning van Bohemen gekroond. In een oorlog tegen Frankrijk gewikkeld, bevond hij zich meestal bij het leger, zonder zelf bepaald een kommando te voeren. Overal de nederlaag lijdende, zag hij zich 1797 genoodzaakt het traktaat van Campo-Formio te sluiten, waarbij hij de Nederlanden en Lombardijë verloor. Kort daarna op nieuw de wapenen tegen Frankrijk opgevat hebbende, werd hij geslagen te Marengo, en verloor bij den vrede van Luneville (1801) al zijne bezittingen over den Rijn. In eenen derden veldtocht, 1805 door hem ondernomen, leed hij de nederlagen van Elchingen, Ulm, Austerlitz, en teekende den vrede van Presburg, waarbij zijn grondgebied alweder werd ingekrompen. Door de oprichting van den Rijnbond scheurde geheel Zuid-Duitschland zich van het Heilige Roomsche Rijk los, en wierp zich in de armen van Frankrijk. Nu legde F. II den titel van roomsch keizer, d. i. keizer van Duitschland, neder (6 Aug. 1806), en nam den titel aan van keizer van Oostenrijk, onder den naam van Frans I. Ten vierden male beproefde hij de kansen van den oorlog in 1809, werd ook nu weder geslagen, bij Eckmühl en Wagram, en zag zich genoodzaakt om vrede te verzoeken (vrede van Schönbrunn); en ten einde de duurzaamheid van dien vrede te verzekeren, gaf hij zijne dochter Marie Louise ten huwelijk aan keizer Napoleon (1810). Desniettemin sloot hij zich 1813 aan bij de coalitie tegen zijnen schoonzoon, en werkte in geen geringe mate mede, om hem van den troon te stooten. De gebeurtenissen van 1814 stelden hem weder in het bezit van het grootste gedeelte zijner landen, en na den vrede van 1815 liet hij het gansche regeeringsbeleid nagenoeg uitsluitend over aan zijnen minister prins Metternich. Hij stierf 2 Maart 1835, en werd opgevolgd door zijnen zoon Ferdinand. Viermaal trad F. in den echt, nl.: 6 Jan. 1788 met Elizabeth Wilhelmine Louise van Wurtemberg, die 18 Februari 1790 kinderloos stierf; 19 Sept. 1790 met Maria Theresia van Sicilië, die 13 April 1807 stierf, nadat.zij hem 13 kinderen had geschonken (waaronder keizerin Marie Louise, gemalin van Napoleon I, keizer Ferdinand I en aartshertog Frans Karel); 6 Jan. 1808 met Marie Louise Beatrix van Modena, die 7 April 1816 stierf; en 10 Nov. 1816 met Caroline Auguste van Beieren, geb. 8 Febr. 1792, die hem vele jaren overleefde.