uit een patricisch romeinsch geslacht, ontving op voordracht van Cicero vergunning om naar hooge ambten te dingen, reeds voordat hij den bij de wet bepaalden leeftijd bereikt had. Deze vergunning werd aan E. verleend tot belooning, omdat hij in het jaar 44 v.
Chr. had weten te bewerken, dat het 4e legioen van Antonius afgevallen en tot Octavianus overgegaan was.