met den bijnaam Jovius, romeinsch keizer, geb. 245 v. Chr. te Dioclea hij Salona, in Dalmatië, uit geringe ouders, begon zijne loopbaan als gemeen soldaat, en klom op tot de hoogste waardigheden; en na den dood van Probus (onder wiens regering D. stadhouder van Mysië was) vergezelde hij Carus op diens veldtogt tegen de Perzen.
Toen Carus op dezen togt gestorven was, en zijne zwakke zonen zich niet konden doen gelden tegen over Aper, den bevelhebber der lijfwacht, riepen de troepen D. als keizer uit (284). Als zoodanig doodde hij Aper eigenhandig,overwon zijne tegenstanders en mededingers, die met buitengewone zachtheid door hem behandeld werden, en bragt de Bagauden (in opstand gekomene boeren) in Gallië tot onderwerping. Vervolgens (286) koos hij Maximiarms Herculius tot medebestuurder des rijks, door hem tot »augustus” te benoemen en hem de verdediging van de westelijke grenzen des rijks op te dragen, terwijl hij het oostelijk gedeelte voor zijne eigene rekening hield. Hij rukte tegen de Perzen op, en ontweldigde hun Mesopotamië; daarna keerde hij zijne wapenen tegen Germanié, en overwon daar de Barbaren. In 292 koos hij nog twee medebestuurders, nl. Constantius Chlorus en Galerius, aan wie hij den titel van »cesar” gaf. Elk dier vier vorsten bevocht zijnerzijds overwinningen, en in 303 hielden zij hunnen zegevierenden intogt in Rome. In dat zelfde jaar schreef 1)., op aanstoken van Galerius, eene vreeselijke vervolging tegen de Christenen uit, welke tien jaren onafgebroken voortduurde. Middelerwijl had D. reeds in 305 afstand van den troon gedaan, en was stil gaan leven op zijne bezittingen hij Salona in Dalmatië, waar hij 313 stierf. Onder keizer D. werden de republikeinsclie vormen geheel afgeschaft, en eene oostersche pracht aan het hof ingevoerd.