Gepubliceerd op 14-06-2022

Temperament

betekenis & definitie

Lat., de overheerschende gemoedsgesteldheid, het karakter, welke het gevolg is van een bepaald lichaamsgestel; de met een bepaalde constitutie gepaard gaande gemoedstoestand. De Ouden namen aan dat de gemoedstoestand afhankelijk was van de onderlinge verhouding der vier voornaamste sappen, welke naar hun meening in het lichaam voorkwamen, n.l. bloed (Lat. sanguis), slijm (Gr. phlegma), gele gal (Gr. chólos) en zwarte gal (Gr. mélas chólos). Bij ieder persoon had, naar hun meening, een dezer hoofdsappen, hetzij bij voortduring of tijdelijk (jeugd, volwassenheid, ouderdom) de overhand en zoo kwamen zij tot vier temperamenten, het sanguinische, het phlegmatische, het cholerische en het melancholische, welke onderscheidingen niet zoo heel lang geleden nog vrij algemeen in gebruik waren.

Het phlegmatisch T. is gekenmerkt door de langzame reactie, zoowel in lichamelijk als in psychisch opzicht, een zekere traagheid der stofwisseling bij langzame circulatie, het verdragen van sterke indrukken zonder veel uiting van pijn, toorn, enz., en een neiging tot vetafzetting. Het cholerisch T. uit zich daarentegen door een sterke reactie op indrukken, krachtige bewegingen, een snellen, veranderlijken pols, weinig neiging tot vetvorming. Het sanguinisch T. is dat van den gewonen mensch; daarbij zijn graad en duur der reactie evenredig aan de mate van den prikkel. Bij het melancholische T. overweegt de neiging tot een gedrukte stemming.

< >