Men onderscheidt twee hoofdgroepen, de huidreflexen en de peesreflexen.
1. Huidreflexen, de door prikkeling van in de huid gelegen uiteinden der gevoelszenuwen opgewekte spiersamentrekkingen. Aan de bovenste extremiteiten is van deze R. weinig te merken; sterke reflexbewegingen treden bij sommige personen op bij kittelen der oksels.
Aan de onderste extremiteiten vindt men den voetzoolreflex, bestaande in een strekking van teenen en voet, en zelfs in een buiging van het been in knie en heup, opgewekt door kittelen of strijken der voetzolen. De cremasterreflex bestaat in een snelle optrekking van den bal bij een prikkel van de huid aan de binnenzijde der dij. De buikreflex is een samentrekking der buikspieren, opgewekt door snel over den buik te strijken. De pupilreflex is afzonderlijk besproken (zie aldaar). Nog is hiertoe te rekenen de keel- of pharynxreflex, bestaande in braakbewegingen, opgewekt door het prikkelen van den achterwand der keel (opwekken van braken door den vinger in de keel te steken).
2. Peesreflexen, de onwillekeurige samentrekking van spieren, opgewekt door het bekloppen van sommige pezen.
De knie- of patellairreflex is een kortdurende samentrekking van de vierhoofdige strekspier der dij, opgewekt door een lichten slag op de pees van die spier, de knieschijfpees (vlak onder de knieschijf gelegen); hierdoor wordt dus de strekbeweging van het been opgewekt. De Achillespeesreflex bestaat in een buiging van den voet bij bekloppen van de Achillespees (zie aldaar). Tot deze groep behooren ook de beenvlies- of periostreflexen, opgewekt door het bekloppen van beenvlies.
De R. komen tot stand op de volgende wijze.
De van de huid, pees, enz. uitgaande prikkel wordt langs gevoelszenuwen geleid naar de achterste hoornen van het ruggemerg, gaat van daaruit over op de naastbij gelegen voorste hoornen en van daar langs de bewegingszenuwen naar de spieren, die zoo tot samentrekking worden gebracht. In de voorste hoornen wordt op den reflex nog invloed uitgeoefend door reflexremmende zenuwen, die in de pyramidebanen (zie aldaar) verloopen. Het traject: gevoelszenuw-ruggemerg-bewegingszenuw noemt men reflexhoog.
Het is duidelijk dat een verhooging der R. tot stand kan komen door verhoogde prikkelbaarheid van huid en voorste hoornen, maar ook door een aandoening, waardoor de pyramidebaan onderbroken, en daarmee de werking der reflexremmende zenuwen opgeheven wordt. Omgekeerd kan een vermindering, respectievelijk verdwijnen der R. het gevolg zijn van gevoelloosheid der huid (wegvallen van den prikkel), aandoening der spier (wegvallen der beweging), en verder alle aandoeningen, waardoor de geleiding in den reflexboog onderbroken wordt.
Een verhooging der peesreflexen voert tot een aantal elkaar opvolgende contracties der betrokken spieren; men spreekt dan van voet-, resp. dijclonus.
Het gedrag van de huid-, maar vooral ook van de peesreflexen is een hulpmiddel van hooge waarde voor de herkenning van den aard en den zetel van verschillende aandoeningen van het zenuwstelsel; een nadere uiteenzetting daarvan zou hier te ver voeren.
Een bijzondere plaats nemen in de pupilreflex (de pupil vernauwt zich o.a. bij invallend licht) en de corneareflex (knippen met de oogleden wanneer het hoornvlies wordt aangeraakt). De pupilreflex kan o.a. verdwijnen bij ruggemergstering (reflectoire pupilstijfheid); het onderzoek naar den corneareflex is o.a. nuttig bij het bepalen van de meerdere of mindere diepte eener narcose. Zie ook bij Pupil.
Behalve de hier genoemde R. heeft men nog een aantal reflexbewegingen, b.v. het onwillekeurig sluiten der oogen bij een dreigenden slag, het optreden van vermeerderde speekselafscheiding bij het zien en ruiken van spijzen en bij prikkeling van het mondslijmvlies, enz.