Abdomen, is het tusschen borst en bekken liggende gedeelte van den romp; de buikholte bevat de buikingewanden. De wanden der buikholte zijn voor het grootste gedeelte vleezig, en worden door rug- en buikspieren gevormd.
Slechts aan de achterzijde dragen de vijf lendewervels en van boven de laatste ribben tot de bekleeding der buikholte bij. Men is gewoon het voorste gedeelte buik, het achterste gedeelte lendenen te noemen; de zijstreken tusschen de borstkas en de heup worden de zijden genoemd. Uitwendig onderscheidt men aan den buik de door de onderste ribben begrensde bovenbuikstreek (Epigastrium) met den maagkuil; daaronder de middenbuikstreek (Mesogastrium), verdeeld in boven- en ondernavelstreek; daaronder de onderbuikstreek (Hypogastrium), verdeeld in schaam- en liesstreek. In de zijvlakten onderscheidt men een bovenste deel (Hypochondrium) en een onderste (heupstreek). De navel, die in het midden van den buikwand ligt, steekt bij het kind meestal uit, terwijl hij bij volwassenen door grooter vetvorming der omgeving in een kringvormige diepte, den navelkuil, ligt. Van den normalen vorm van den buik komen vele afwijkingen voor.
Zoo kan de buik ingezonken zijn (bij uitputting, verhongering enz.); of wel ingetrokken (door samentrekking der buikspieren, b.v. bij tuberculeuse hersenvliesontsteking) ; verder kan de buik zijn uitgezet, zoowel door aanwezigheid van gezwellen (vooral cysteuse gezwellen van den eierstok) of vocht (ascites, waterzucht), als door gasophooping in de darmen (darmwindzucht). Uitzetting en verslapping van den buik (hangbuik) komt voor bij vrouwen, die dikwijls gebaard hebben; omgekeerd kan een zeer slappe, uitgerekte buikwand aanleiding geven tot stoornissen bij de baring. Verslapping van den buikwand kan ook ten gevolge hebben dat de ingewanden verzakken, waardoor vaak nerveuze klachten ontstaan. (Glénard). Buikingewanden, zie Ingewanden.