Glandula pinealis, epiphysis cerebri, conarium, een ovaal, grijs lichaam, ter grootte van een erwt, gelegen op het voorste paar verhevenheden van het vierheuvelig lichaam der groote hersenen; het bestaat niet uit eigenlijke hersenzelfstandigheid, doch uit tusschenschotten met zenuwcellen, en bevat zandachtige korrels (z.g. hersenzand) van phosphorzure en koolzure kalk. Bij vrouwen is de P. grooter dan bij mannen. Descartes hield haar voor den zetel van de ziel.
Een klier is de P. niet, zij draagt dezen naam slechts wegens haar kliervormige gedaante. H. de Graaf en W. Baldwin Spencer, die de P. opnieuw aan een grondig onderzoek hebben onderworpen, zijn van meening, dat dit lichaam een rudimentair orgaan, en wel een functieloos overblijfsel van een onparig oog (schedel-, pariëtaal- of pineaal-oog) is.
